Week 38: taalverzorging 12

Welkom!
Stillezen

timer
30:00
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Stillezen

timer
30:00

Slide 1 - Slide

Voornaamwoorden
We bespreken een aantal huiswerkopdrachten 

1j: geen bank zit zo lekker als de onze 
6a. het zijn altijd dezelfde mensen die te laat komen
6f. volgens mij was het Kim die ons een soortgelijk verhaal vertelde 
7c. zoiets lelijks hoort u niet te zeggen over anderen
7e. het is een wonder dat hij het overleefd heeft 

Slide 2 - Slide

De so
1. Gaat alleen over de woordjes van hoofdstuk 2, 3, 4, en 6
2. Je leert alleen de woorden en hun betekenissen (en andersom) 
3. Er worden op de so 15 woordjes gevraagd 

Hoe leer je?
1. Flitskaartjes (digitaal / op papier)
2. Laten overhoren
3. Schrijven!! 

Slide 3 - Slide

Formatieve toetsje
1. Wat betekent het woord  'objectief'? 
2. Ijsberenalarm! De zin en onzin van klimaatverandering.
Kies uit: Overtuigend / beschouwend 
3. Wat wil de schrijver van een activerende tekst? 
4. Noem een voorbeeld van een amuserende tekst. 
5. Beschrijf het klaslokaal in een zin met 2 bn + 2 zn
6. Benoem het onderstreepte woord:
a.  De grootte van de taart viel mee tegen.
b. Jan van Amerongen is de oudste van het stel  
c. Een bijzondere dag was het gisteren! 
7. Hoe ging het? Welk cijfer denk je dat je hebt gehaald? 
timer
8:00

Slide 4 - Slide

14 punten totaal 
Leesvaardigheid & grammatica 
1. Wat betekent het woord  'objectief'? = neutraal, feitelijk  (1 punt) 
2. Ijsberenalarm! De zin en onzin van klimaatverandering. Overtuigend / beschouwend  (1pt)
3. Wat wil de schrijver van een activerende tekst? Dat je iets gaat doen (1pt)
4. Noem een voorbeeld van een amuserende tekst. Een roman/thriller/gedicht/leesboek (1pt)
5. Beschrijf het klaslokaal in een zin met 2 bn + 2 zn Het is een lelijk lokaal met beige tafels. (4pt)
6. Benoem het onderstreepte woord:
a.  De grootte van de taart viel mee tegen.  Zn (1pt)
b. Jan van Amerongen is de oudste van het stel  ZN + BN  (2pt)
c. Een bijzondere dag was het gisteren!  OLW + BN  ZN (3pt) 

Slide 5 - Slide

Bereken je 'cijfer' 

Slide 6 - Slide

Deze week
Maandag: lezen afronden voornaamwoorden +  uitleg taalverzorging 
Woensdag: meervoudsvormen 
Vrijdag: so woorjdes +  weetkaak ( herhalen )
Maandag 13 oktober 2e uur:
Maak opdracht 1 t/m 4 + 5 t/m 9 (blz. 50-53). van hoofdstuk 12
(repetitie vrijdag 17 oktober)

Slide 7 - Slide

Deze les
1. Stillezen 
2. Stof tot nu toe

--
1. Bespreken huiswerk voornaamwoorden
2. Wat weet je al? 
3. Uitleg taalverzorging meervoudsvormen: hoofdstuk 12 
3. Aan de slag 
4. Afsluiten les 

Slide 8 - Slide

Leg uit 
Je legt de komende minuut uit aan je buurman/buurvrouw in jouw eigen woorden wat (kies uit):
1. een persoonlijk voornaamwoord is
2. een bezittelijk voornaamwoord is
3. of wat een aanwijzend voornaamwoord is 
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Plan de repetitie
Volgende week (week 42)
- heb je opdracht 1 t/m 10 af van hoofstuk 12 

- heb je de repetitie Nederlands (hoofdstuk 2, 3, 4, 6, 12 en 35) 
op vrijdag 17 oktober (let op: betrekkelijk voornaamwoord NIET)

Slide 10 - Slide

Meervouden
  • meervouden op -en, -n en -’en
  • meervouden op -s en -’s
  • overige meervouden

Slide 11 - Slide

Wat is het meervoud? 
                                                                         Plant


Blad                                                                                                             Stengel 


Wortel                                                                                                       Aarde 

Slide 12 - Slide

Meest voorkomend
De meeste woorden eindigen in het meervoud op -en of -s.

Appel > appels
Boom > bomen




Slide 13 - Slide

MV: op -en, n, 
meeste woorden meervoud op -en
 deur deuren
 broek broeken
soms medeklinker verdubbelen (als klemtoon op 2e deel ligt) 
 kat katten
maar: perzik perziken
soms klinker weglaten
 boot boten



Slide 14 - Slide

MV: op -en, n, 
woorden op -s en -f krijgen -z en -v
 buis buizen
 dief dieven
 maar: jas jassen
   filosoof filosofen
woorden op -s of -x
  koelbox koelboxen
 maar: letters of afkortingen op -s of -x s s’en bmx bmx'en



Slide 15 - Slide

MV: s en 's 
sommige woorden meervoud op -s
 beker bekers
 tafel tafels
Franse of Engelse leenwoorden
 shirt shirts
 bureau bureaus
woorden op -a, -i, -o, -u, -y voor de uitspraak een 's 
 pyjama pyjama's
 auto auto’s






Slide 16 - Slide

MV: s en 's 
letters en afkortingen die niet eindigen op een -s of -x
  k k’s
 dj dj’s







Slide 17 - Slide

Meerdere meervouden
sommige woorden hebben een meervoud op -en en op -s
  methode methoden / methodes
  donor donoren / donors
  groente groenten / groentes




Slide 18 - Slide

Meest voorkomend
De meeste woorden eindigen in het meervoud op -en of -s.

Appel > appels
Boom > bomen




Slide 19 - Slide

Aan de slag: hoofdstuk 12
1. Maak opdracht 1 t/m 9
2. Over 7 minuten mag je zachtjes overleggen.

Klaar? 
Kijk je werk na 
Daarna mag je leren voor de so woordjes

timer
7:00

Slide 20 - Slide

Aan de slag
1. Waar moet je nog aandacht aan besteden voor de repetitie? Ga leren! 

2. Of maak je weektaak af van hoofdstuk 12 

Slide 21 - Slide

Volgende les
Neem je mee:
Lesboek (kern), schrift en laptop
Gaan we aan de slag met:
vervolg uitleg H12 + opdrachten 

Slide 22 - Slide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
8:00

Slide 23 - Slide

Welkom!
Stillezen
Pak je boek en ga stillezen 
timer
20:00

Slide 24 - Slide

Deze week
Maandag: lezen afronden voornaamwoorden +  uitleg taalverzorging 
Woensdag: meervoudsvormen 
Vrijdag: so woordjes (hfst 2, 3, 4 en 6)+  weetkaak ( herhalen )
Maandag 13 oktober 2e uur:
Maak opdracht 1 t/m 4 + 5 t/m 9 (blz. 50-53).

Slide 25 - Slide

Deze les
1. vervolg uitleg H12 
2. Korte terugblik uitleg(quizje) 
3. Werken aan je weektaak
4. Afsluiten

Slide 26 - Slide

Een pony, twee
ponys
pony's

Slide 27 - Poll

Een rund, twee
runderen
runden

Slide 28 - Poll

Een perzik, twee
perzikken
perziken

Slide 29 - Poll

Een luilak, twee
luilakken
luilaken

Slide 30 - Poll

Een pad, twee
padden
paden

Slide 31 - Poll

Een injectie, twee
injectieën
injecties

Slide 32 - Poll

Meervoud -ie of -ee
kunnen een meervoud hebben op -s of -(e)n
   prestatie prestaties    vakantie vakanties 
klemtoon op -ie: +ën
   industrie industrieën
   therapie therapieën
klemtoon niet op -ie: trema+n
   kolonie koloniën   bacterie bacteriën
woorden op -ee: +ën
   idee ideeën





Slide 33 - Slide

Andere meervouden
klinkerverandering
   lid leden
   schip schepen
meervoud op -eren
   blad bladeren
   ei eieren







Slide 34 - Slide

Andere meervouden
leenwoorden uit het Latijn of Italiaans: vaak 2 meervouden
   datum data / datums
   tempo tempi / tempo’s
onregelmatige meervoudsvormen
   vlo vlooien










Slide 35 - Slide

Aan de slag: Weektaak 12
Weektaak: opdracht 1 t/m 4 + 5 t/m 9
1. Check eerst of je opdracht 1t/m 5 al af hebt
2. Anders ga je verder vanaf opdracht 6 

Je werkt de eerste 10 minuten in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen. 

Klaar?
Kijk je werk na via It's Learning


timer
10:00

Slide 36 - Slide

Deze week
Maandag: lezen afronden voornaamwoorden +  uitleg taalverzorging 
Woensdag: meervoudsvormen 
Vrijdag: so woordjes +  weetkaak ( herhalen )
Maandag 13 oktober 2e uur:
Maak opdracht 1 t/m 4 + 5 t/m 9 (blz. 50-53).

Slide 37 - Slide

Deze les
1. SO woordjes
2. Klaar? 

1. vul het leerdoelenformulier in
2. ga aan je weektaak h12 (1 t/m 9)
3. Kijk je werk na 
4. ga leren voor de repetitie 

timer
15:00

Slide 38 - Slide

Aan de slag: verhaal lezen + vragen maken
Lees het verhaal en maak de volgende opdrachten
1. Onderstreep alle bijvoeglijk naamwoorden (bv zegt iets over zn)
2. Omcirkel alle woorden die iets zeggen over een werkwoord (bijwoord)
3. Schrijf alle zn op die in het meervoud staan. Schrijf daarnaast het woord in het enkelvoud
------
4. Vergelijk met je buurman. Hebben jullie hetzelfde? Hebben jullie verschillende antwoorden, bedenk dan wat de juiste kan zijn. 
5. Wat zou het met dit verhaal doen als er geen bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden in zouden zitten? 



Slide 39 - Slide

Wat heb je geleerd: 
1. Je kunt bijvoeglijk naamwoorden herkennen
2. Je weet waarom we bijvoeglijk naamwoorden gebruiken
3. Je kunt bijvoeglijk naamwoorden onderscheiden van bijwoorden 
4. Je kunt de juiste meervoudsvorm van een zelfstandig naamwoord schrijven 

Weektaak: hoofdstuk 12 
Opdracht 1 t/m 10
Klaar? Kijk na! Of maak de extra opdrachten op It's Learning

Slide 40 - Slide

Woordjes 
Je moet voor de toets ook woordjes leren. Die woorden staan in een woordenlijst. 

1. Schrijf de woorden op die je (nog) niet kent 
2. Schrijf erachter wat je denkt dat het zou kunnen betekenen 

Slide 41 - Slide

Volgende les
Neem je mee:
Lesboek (kern), leesboek schrift en laptop
Gaan we aan de slag met:
lezen! 

Slide 42 - Slide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
8:00

Slide 43 - Slide

Welkom!
Stillezen
Pak je boek en ga stillezen 
timer
10:00

Slide 44 - Slide

Woordjes 
Je moet voor de toets ook woordjes leren. Die woorden staan in een woordenlijst. 

Gisteren heb je opgeschreven welke woorden je nog niet kende. Nu zie je de woorden met hun betekenis. Omschrijf jouw boek (of wat je ervan vindt) met drie woorden uit de woordenlijst. 


Slide 45 - Slide

Volgende les
Neem je mee:
Lesboek (kern), leesboek schrift en laptop
Gaan we aan de slag met:
hoofdstuk 36: bijwoorden en voorzetsels

Slide 46 - Slide