Woordenschat

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Woordenschat
Planning toetsen: noteer in jullie agenda's!
Woordenschat H4: blz. 152
Filmpje!
 M. opdracht 1, blz. 152 in tweetallen
Uitleg. Extra uitleg? Check slide 6 van deze LessonUp.
M. opdracht 2 in tweetallen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Toetsen
Toets woordenschat H4 t/m H6: maandag 17 juni
Nieuw boek kiezen: boektoets 24 juni
Toets toetsweek: Leesvaardigheid H4-H6

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Video

Woordenschat les 2
Lezen (10 min.)
Weet je het nog?
Bespreken opdracht 1 en 2
M. opdracht 3, blz. 153

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

De plakkerige kauwgom bleef aan mijn schoenzool kleven.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 9 - Quiz

Met zo'n negatieve instelling en mentaliteit zal je niet overgaan.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 10 - Quiz

Bij zo'n operatie is er een kans op mogelijke complicaties.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 11 - Quiz

Ik zag mijn zusje van 7 jaar elke maand groter groeien.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 12 - Quiz

Er werden drie mannen opgepakt voor de opzettelijke inbraak bij de bank.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 13 - Quiz

Sommige simpele programma's kunnen heel populair zijn, neem nou bijvoorbeeld Lingo.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 14 - Quiz

Opdracht 3

1 bestemming               b doel dat je aan iets geeft; bedoeling

2 braakliggend              m waar niets gebouwd of verbouwd wordt

3 periferie                    k rand

4 ruraal                       (synoniem) landelijk

5 agglomeratie              (omschrijving, context) stedelijk gebied; stad met alle voorsteden

6 areaal                       (omschrijving, context) uitgestrekte oppervlakte; gebied

7 locatie                       (synoniem) plek; plaats

8 sociale woningbouw     a (laten) bouwen van goedkope woningen voor mensen met lage inkomens

9 nutsleidingen              d kabels, buizen etc. voor het transport van water, gas en elektriciteit

10 inspraak                  (woorddelen) gelegenheid om je mening te geven en je stem te laten meetellen; zeggenschap

11 vastgoed                 (voorbeelden) onroerende zaken, zoals woningen of grond

12 ruimtelijke ordening   i organiseren van het gebruik van de grond en het leefmilieu; toepassing van de planologie

13 planologen               (omschrijving) mensen die voorstellen doen voor de functie die een gebied krijgt en/of de inrichting van dat gebied

14 lokale overheden       (woorddelen) plaatselijke bestuurders en ambtenaren, met name gemeenten

15 gedupeerden            (woorddeel) slachtoffers; mensen die schade ondervinden

16 exploitatie                c gebruik van iets met het doel winst te maken


Slide 15 - Slide

17 rendement               g opbrengst

18 procedures              l vastgestelde gang van zaken; vaste opeenvolging van handelingen

19 bezwaarschriften      (woorddelen) officiële brieven waarin mensen bezwaar maken tegen bepaalde plannen

20 frustreren                e moeilijk maken; dwarsbomen; maken dat iets mislukt

21 compromis               h oplossing waarbij iedereen een beetje toegeeft

22 maatstaven             f normen waarnaar men iets beoordeelt

23 projectontwikkelaars  j personen of bedrijven die zich bezighouden met het ontwerpen, financieren en bouwen van bijvoorbeeld winkelcentra, bungalowparken of kantoorpanden

24 content                   (synoniem) tevreden

25 faciliteiten                (voorbeelden, synoniem) voorzieningen

Slide 16 - Slide

Woordenschat les 3

Bespreken opdracht 2 en argumentatieschema opdracht 3


M. opdracht 4.1, 4.3, 5 en 6.3 (Stuur de opdracht naar mij op. Volgende les gaan we ze behandelen)

6.3: zoek 8 uitdrukkingen met hun bijbehorende betekenis. Stuur de uitdrukkingen met betekenissen naar mij op. De volgende les maken we er een matchopdracht van.

Slide 17 - Slide

Argumentatieschema tekst 5

Slide 18 - Slide

Woordenschat les 4
Lezen (10 min.)
Bespreken opdracht 5, blz. 185
Hoofdstuk 5: woordparen (blz. 196)
M. opdracht 2.1 en 4.1, blz. 196, 198


Slide 19 - Slide

Woordparen


Door weer en wind bezorgde hij de pizza's.

Tegen heug en meug at hij het eten op.

Er komt moord en doodslag van.

Hij beweerde bij hoog en laag dat hij de waarheid sprak.

De waarheid stond zwart op wit op papier.

Ik hou van jou voor altijd en eeuwig!



Slide 20 - Slide

Woordenschat les 5
Lezen (10 min.)
Bespreken opdracht 2.1 en 4.1, blz. 196, 198
M. opdracht 3, blz. 197

Slide 21 - Slide

Woordenschat les 6
Lezen (10 min.)
Verder met tekst en vragen na de toets woordenschat op 17-06!
M. opdracht 1 t/m 3, blz. 240 en 241 (hw donderdag!)


Slide 22 - Slide

Woordenschat les 6
Lezen (10 min.)
Verder met tekst en vragen na de toets woordenschat op 17-06!
Quiz over vaste combinaties van woorden
M. opdracht 1 t/m 3, blz. 240 en 241 (hw donderdag!)


Slide 23 - Slide

Vaste combinaties:
aantekeningen....
A
vervaardigen
B
maken
C
schrijven

Slide 24 - Quiz

Appels met peren ...
A
bekijken
B
verkopen
C
vergelijken

Slide 25 - Quiz

Je hart....
A
volgen
B
stemmen
C
breken

Slide 26 - Quiz

Moed...
A
pakken
B
verzamelen
C
rapen

Slide 27 - Quiz

Van aanpakken ....
A
doen
B
weten
C
en doorpakken

Slide 28 - Quiz

Een verdrag....
A
sluiten
B
maken
C
aangaan

Slide 29 - Quiz

Dit .... ons zorgen.
A
geeft
B
biedt
C
baart

Slide 30 - Quiz

Woordenschat les 6
Lezen (10 min.)
Antwoorden opdracht 1 t/m 3. Check ze goed en neem over wat je nog niet hebt ingevuld!
Ga naar cram.com en oefen je woordenschat


Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link