H1 herhalen

Planning:
Kennismaken 
- Wie zijn jullie? 
- Wie ben ik? 
- Wat spreken we af voor de komende periode?

Science proefjes 
Biologie
- Boek + online methode 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning:
Kennismaken 
- Wie zijn jullie? 
- Wie ben ik? 
- Wat spreken we af voor de komende periode?

Science proefjes 
Biologie
- Boek + online methode 

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1

Slide 2 - Slide

H1: Onderzoeken en ontdekken
1.1 Ontdek je binnenste
1.2 Je omgeving ontdekken
1.3 Gegevens vastleggen
1.4 Onderzoek doen

Slide 3 - Slide

Waar bestaat je lichaam uit?
Orgaan: deel van je lichaam met 
een bepaalde taak

Torso: Plastic lichaam zonder armen 
en benen, waarin je kunt bekijken hoe 
de organen in je lichaam liggen


Slide 4 - Slide

Wat zijn orgaanstelsels?
Orgaanstelsels: aantal organen die samenwerken aan een bepaalde taak


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Waaruit bestaan organen?
Cellen: kleine 'bouwsteentjes' waaruit dieren, mensen en planten bestaan

Celplasma: de dikke vloeistof in de cel.

Celkern: het ronde bolletje in de cel 
dat alles regelt wat er in de cel gebeurt.

Celmembraan: een soort vlies dat 
de inhoud van de cel bij elkaar houdt


Slide 8 - Slide

Organisme
Orgaanstelsel
Orgaan
Cel

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Paragraaf 1.2
Je omgeving ontdekken

Blz: 20 - 27

Slide 11 - Slide

Leerdoelen 1.2
  1. Uitleggen wat een organisme is en hier voorbeelden bij noemen.
  2. Een willekeurig organisme op een goede manier beschrijven en daarbij verschillende kenmerken van dat organisme benoemen.
  3. Het verschil uitleggen tussen een natuurgetrouwe en een schematische tekening.
  4. Het verschil uitleggen tussen een lengtedoorsnede en een dwarsdoorsnede en kan voorbeelden noemen van voorwerpen die je in de lengte of dwars doorsnijdt

Slide 12 - Slide

Leerdoelen 1.2 (vervolg)
5. Uitleggen wat het verschil is tussen een loep en een microscoop en       voorbeelden noemen in welke situatie je welke gebruikt.
6. De onderdelen van een microscoop opnoemen, beschrijven wat ze doen     en aanwijzen waar ze op de microscoop zitten.
7. Uitleggen op welke manieren je de naam van een organisme kunt   opzoeken (determineren).

Slide 13 - Slide

Leerdoel 1:
Uitleggen wat een organisme is en hier voorbeelden bij noemen. 

Een willekeurig organisme op een goede manier beschrijven en daarbij verschillende kenmerken van dat organisme benoemen. 

Slide 14 - Slide

Organisme
Mensen, dieren en planten
Alles wat leeft noem je een organisme

Als je een organisme waarneemt, let je op de kenmerken

Een kenmerk is een eigenschap waaraan je het organisme kunt herkennen, bijvoorbeeld de vorm of de kleur

Slide 15 - Slide

Wel / geen organisme?

Slide 16 - Slide

Wel / geen organisme?

Slide 17 - Slide

Leerdoel 2:
Uitleggen wat het verschil is tussen een loep en een microscoop en voorbeelden noemen in welke situatie je welke gebruikt.

Slide 18 - Slide

Bekijken van een organisme
1. met een loep 
Een loep is een vergrootglas. Met de loep worden alle onderdelen een paar keer vergroot
 2. met een microscoop 
Als je nog kleinere onderdelen wilt bekijken, gebruik 
je een microscoop. In een microscoop zitten twee
lenzen. Die lenzen vergroten kleine onderdelen heel vaak

Slide 19 - Slide

Oog, loep of microscoop?
Splinter
Cellen
Bacteriën
Vinger

Slide 20 - Slide

Oog, loep of microscoop?
Splinter
Cellen
Bacteriën
Vinger

Slide 21 - Slide

Leerdoel 3:
Het verschil uitleggen tussen een natuurgetrouwe en een schematische tekening. 

Slide 22 - Slide

Natuurgetrouwe en schematische tekening
Natuurgetrouwe tekening

Je tekent heel precies wat je ziet en je 
geeft alle details weer. 
Het lijkt bijna een foto. 

Schematische tekening
Je tekent alleen belangrijke onderdelen 
van een organisme.

Slide 23 - Slide

Natuurgetrouwe of schematische tekening

Slide 24 - Slide

Natuurgetrouwe of schematische tekening

Slide 25 - Slide

Leerdoel 4:
Het verschil uitleggen tussen een lengtedoorsnede en een dwarsdoorsnede en kan voorbeelden noemen van voorwerpen die je in de lengte of dwars doorsnijdt.

Slide 26 - Slide

 lengte- en dwarsdoorsnede
1. Lengtedoorsnede:
Als je iets van boven naar beneden doorsnijd

2. Dwarsdoorsnede:
Als je iets door de breedte
doorsnijd



Slide 27 - Slide

lengte- en dwarsdoorsnede

Slide 28 - Slide

lengte- en dwarsdoorsnede

Slide 29 - Slide

Leerdoel 5:
De onderdelen van een microscoop opnoemen, beschrijven wat ze doen en aanwijzen waar ze op de microscoop zitten.

Slide 30 - Slide

Microscoop

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Leerdoel 6:
Uitleggen op welke manieren je de naam van een organisme kunt opzoeken (determineren).

Slide 33 - Slide

Determineren
  • Met een zoekkaart kan je namen van organisme opzoeken. 
  • Op de kaart staat steeds een vraag over een kenmerk. 
  • Die kun je met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden. 
  • Door je organisme goed te bekijken en de vragen te beantwoorden, vind je de naam. 
  • Dit opzoeken van een naam van een organisme heet determineren.

Slide 34 - Slide

Voorbeeld zoekkaart:

Slide 35 - Slide

Paragraaf 1.3
 Gegevens vastleggen

Slide 36 - Slide

Leerdoelen
  1. Een eenvoudig onderzoek doen en de resultaten verwerken in een tabel én een grafiek.
  2. Uitleggen welke soort diagram je gebruikt voor welk soort onderzoek. 

Slide 37 - Slide

Hoe geef je aantallen weer?
Lijst: je kunt waarnemingen opschrijven in een lijst

Tabel: een lijst is niet zo overzichtelijk.  Het is daarom duidelijker om een tabel te maken.

Staafdiagram: Je kunt aantallen ook weergeven in een staafdiagram. . De hoogte van elke staaf geeft een aantal aan.

Slide 38 - Slide

Een lijst

Slide 39 - Slide

Tabel 
Staafdiagram 

Slide 40 - Slide

In welke diagram leg je groei vast?
Lijndiagram: diagram waarin je met een lijn de toename (groei) of afnamen in lengte of gewicht laat zien.


Op de horizontale as (x-as) staat zijn leeftijd in jaren.
Op de verticale as (de y-as) staat zijn lengte in centimeters

Slide 41 - Slide

Lijst 
Lijndiagram

Slide 42 - Slide

In welke diagram leg je procenten vast?
Cirkeldiagram: taartdiagram, waarbij elke 'taartpunt'een percentage van de hele taart weergeeft.


Slide 43 - Slide

Paragraaf 1.4 
Onderzoek doen

Slide 44 - Slide

Leerdoelen 1.4
  • Uitleggen in welke stappen je onderzoek doet.
  • Een goede onderzoeksvraag verzinnen.

Slide 45 - Slide

Stap 1: onderzoeksvraag
Bedenk wat je wil gaan onderzoeken. 

Onderzoeksvraag: duidelijke vraag die je door onderzoek te doen gaat beantwoorden.

Slide 46 - Slide

Stap 2: Werkwijze
  • Werkwijze: alles wat je moet doen om een onderzoek uit te voeren 

  • Benodigdheden: alle spullen die je nodig hebt om onderzoek te doen 

Slide 47 - Slide

Stap 3: Resulaten 
  • Waarnemingen
  • Lijst
  • Tabel
  • Diagram: staaf, lijn, cirkel 

Slide 48 - Slide

Stap 4: Conclusie
Geef antwoord op de onderzoeksvraag 

Maak daarbij gebruik van de resultaten

Slide 49 - Slide

Aan de slag
Test jezelf nakijken: Blz 19- 33-41-48

Extra uitleg: kom aan de instructietafel zitten

Slide 50 - Slide