Balans (stellingen)

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Balans (stellingen)

Eigen vermogen is eigen geld van de ondernemer, wat door de ondernemer in de onderneming is gestoken.

1. waar
2. niet waar

We zetten Eigen Vermogen aan de creditkant (schulden), omdat het schulden van de ondernemer aan de onderneming zijn.

1. waar
2. niet waar

De debetkant van een balans geeft aan wat de ondernemer doet met zijn geld.

1. waar
2. niet waar

Een crediteur van de onderneming is een leverancier aan de onderneming.

1. waar
2. niet waar

Vooruitbetaalde huur staat debet op de balans omdat het een schuld is aan de verhuurder.

1. waar
2. niet waar

1. De balanspost 'Bank' kan zowel aan de debet- als aan de creditkant staan.
2. ‘Rood staan’ bij de bank verwerk je als ondernemer aan de debetkant van de balans.

1. beide stellingen zijn waar
2. stelling 1 is niet waar, stelling 2 is waar
3. stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
4. beide stellingen zijn niet waar

Debiteuren en Crediteuren zijn voorbeelden van vlottende activa.

1. waar
2. niet waar

1. Kas en Bank zijn vlottende activa.
2. Kas en Bank kunnen ook onder 'liquide middelen' op de balans staan .

1. beide stellingen zijn waar
2. stelling 1 is niet waar, stelling 2 is waar
3. stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
4. beide stellingen zijn niet waar

De winst die de ondernemer maakt behoort tot het eigen vermogen.

1. waar
2. niet waar

Een debiteur heeft bij jouw onderneming goederen ‘op rekening’ gekocht.

1. waar
2. niet waar