4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting

1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Terugblik-opdracht
Leg uit waarom deze bron bij het absolutisme past.  

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leg uit waarom deze bron bij het absolutisme past.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting

Welke kritiek hadden de verlichtingsfilosofen op de absolute heersers?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)
  5. Je kunt uitleggen welke verschillen er waren tussen de manier waarop het bestuur in de Republiek, Engeland en Frankrijk waren georganiseerd. (T2)
  6. Je kan uitleggen waarom de ideeën van de Verlichting vooral in Frankrijk veel aanhang kregen. (I)


Slide 6 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.


Welk begrip past het best bij de manier van regeren van Lodewijk XIV?
A
Absolutisme
B
Democratie
C
Monarchie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


Wat is geen kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Er komen hervormingen in de economie
B
Het Edict van Nantes wordt ingetrokken
C
De adel komt op Versailles wonen
D
Er werden weinig oorlogen gevoerd

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Waarom liet Lodewijk XIV alle adel bij hem in Versailles wonen?
A
Hij wilde veel mensen om zich heen hebben omdat hij zich anders eenzaam voelde.
B
Hij wilde dat alle adel samen was zodat ze zich konden verdedigen tegen de revolutie.
C
Hij vertrouwde de adel niet en wilde ze goed in de gaten kunnen houden.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


De Verlichting
vanaf ±1700



  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de kerk en de adel.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een nieuwe manier van denken

Slide 11 - Slide

Dit nieuwe denken werd eerst alleen toegepast op de natuur, maar werd na verloop van tijd ook toegepast op de mens en de maatschappij
Er ontstonden dan vragen zoals: Wie mag het land besturen en hoe moet dat eerlijk gebeuren?
Er kwam kritiek op het absolutisme
Nieuwe manier van denken
Kenmerken van de nieuwe manier van denken:
  • Observeren: zelf waarnemen.
  • Experimenteren: zelf doen, uitproberen.
  • Redeneren: zelf nadenken, zelf conclusies trekken na onderzoek.

Slide 12 - Slide

René Descartes 1596 – 1650. Descartes kwam uit Frankrijk, maar woonde ook lange tijd in de Republiek
Eén van de oorzaken van de wetenschappelijke revolutie is dat de mens door de ontdekkingsreizen veel meer van de wereld zag. Er werden nieuwe werelddelen ontdekt, met andere volken en kennis. Hoe de mens over de wereld dacht moest wel veranderen.
Ook de toenemende welvaart was belangrijk voor het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie. Geleerden werkten ook samen, zij gingen verder met onderzoek dat al eerder gedaan was.

Aan de slag
Wat?
Geef antwoord op de vraag: Welke kenmerken van de ‘nieuwe manier van denken’ lees je terug in de bron over Antonie van Leeuwenhoek?

Hoe?
In tweetallen

Hoelang?
10 min.

Klaar? Maak opdra




Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Antonie van Leeuwenhoek (1632 – 1723)
Van Leeuwenhoek bekeek bijvoorbeeld bloed en tandplak en ontdekte zo micro-organismen (bijv. bacteriën).

Dit was nieuw omdat hij:
  • Observeerde (in plaats van uit oude boeken te lezen.)
  • Waarnemingen konden worden bewezen door te experimenteren.
  • Je kan ook tot een bewijs komen door te redeneren (= rationalisme)




Slide 14 - Slide

Hij maakte een microscoop bekeek dingen en schreef op wat hij zag.

De Verlichting
vanaf ±1700



  • Een periode waarin mensen hun kennis (willen) vergroten, door steeds meer uit te gaan van het verstand (rede, ratio)

  • Hierdoor krijgen mensen ook meer kritiek op de koning, de kerk en de adel.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Verlichting
= Een denkstroming uit de 17e en 18e eeuw, waarin het gebruik van het eigen verstand centraal stond.

De Verlichting draait om tolerantie
vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Slide 16 - Slide

Dit nieuwe denken werd eerst alleen toegepast op de natuur, maar werd na verloop van tijd ook toegepast op de mens en de maatschappij
Er ontstonden dan vragen zoals: Wie mag het land besturen en hoe moet dat eerlijk gebeuren?
Er kwam kritiek op het absolutisme
Aan de slag
Lees de tekst. Het is een tekst van de filosoof Spinoza.






  1. Wat doet een filosoof?
  2. Over welke onderwerpen schreef Spinoza? Noem minimaal twee onderwerpen.
  3. Waarom vluchtten veel buitenlandse geleerden in de Gouden Eeuw naar de Republiek?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke Verlichtingsfilosofen
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning/ regering zijn macht 

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wil.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

    Begrippen uit deze les
  • Rationalisme
  • Empirisme
  • Verlichting

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)
  5. Je kunt uitleggen welke verschillen er waren tussen de manier waarop het bestuur in de Republiek, Engeland en Frankrijk waren georganiseerd. (T2)
  6. Je kan uitleggen waarom de ideeën van de Verlichting vooral in Frankrijk veel aanhang kregen. (I)


Slide 21 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 22 - Slide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.

Welke verlichtingsideeën kun je teruglezen in de bron?
Terugblik-opdracht:

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)
  5. Je kunt uitleggen welke verschillen er waren tussen de manier waarop het bestuur in de Republiek, Engeland en Frankrijk waren georganiseerd. (T2)
  6. Je kan uitleggen waarom de ideeën van de Verlichting vooral in Frankrijk veel aanhang kregen. (I)


Slide 24 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Aan de slag
Vul het kwadrant op de juiste manier in. Welke filosoof hoort aan de kant van de absolute macht of juist aan de kant gedeelde macht? Welke filosoof is verlicht of juist religieus?

Het gaat om de volgende filosofen:
A. Locke
B. Montesquieu
C. Rousseau

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke Verlichtingsfilosofen
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning/ regering zijn macht 

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wil.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Verlicht Absolutisme
Sommige vorsten namen zich voor om de ideeën van de Verlichting te combineren met het absolutisme.

De vorst heeft nog wel alle macht, maar hij nam zich voor naar de wil van het volk te luisteren.

Slide 27 - Slide

Hij maakte een microscoop bekeek dingen en schreef op wat hij zag.

Frederik de Grote staat bekend als een Verlicht absolute vorst. Bewijs dit met behulp van de bron.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Absolutisme
Verlicht absolutisme

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Absolutisme
Verlicht absolutisme
droit divin
geen droit divin
vorst dient alleen zichzelf,  het volk telt niet
vorst dient het volk: nieuwe ideeën, vrijheid/gelijkheid 
volk geen inspraak
volk geen inspraak
geen godsdienstvrijheid
wel godsdiensttolerantie
1 persoon, de vorst, beslist
ruimte voor overleg (min, ambten)
standensamenleving
ancien régime
standensamenleving
ancien régime
slogan verlicht absolutisme : alles voor het volk, niets door het volk !!

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

    Begrippen uit deze les
  • Rationalisme
  • Empirisme
  • Verlichting
  • Verlicht Absolutisme

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

      Leerdoelen
  1. Je kent de betekenis van de volgende begrippen: ‘rationalisme’, ‘Trias Politica’ en ‘Verlichting’. (R)
  2. Je kunt uitleggen hoe de wetenschappelijke revolutie leidde tot de Verlichting. (T1)
  3. Je kunt verschillende voorbeelden noemen van verlicht denken op cultureel (religieus), politiek, sociaal en economisch gebied. (T2)
  4. Je kunt de ideeën van de filosofen Locke, Montesquieu en Rousseau toelichten en uitleggen waarom dit Verlichte denkers waren. (T1)
  5. Je kunt uitleggen welke verschillen er waren tussen de manier waarop het bestuur in de Republiek, Engeland en Frankrijk waren georganiseerd. (T2)
  6. Je kan uitleggen waarom de ideeën van de Verlichting vooral in Frankrijk veel aanhang kregen. (I)


Slide 33 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.