Hoofdregels der/die/das

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

De woorden DE, HET en EEN zijn:

1. lidwoorden
2. zelfstandige naamwoorden
3. werkwoorden
4. eigennamen

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?

Geslacht

der = mannelijk (m)

die = vrouwelijk (v)

das = onzijdig (o)

die = meervoud (mv)

der

 mannelijke personen

mannelijke dieren

mannelijke beroepen

dagen

maanden

dagdelen

jaargetijden

die

vrouwelijke personen

vrouwelijke dieren

vrouwelijke beroepen

woorden die eindigen op:

-schaft/ -eit/-ung/-e

die Reise

die Erinnerung

das

veel 'het'-woorden in het Nederlands

het huis - das Haus

verkleinwoorden (-chen) en

(-lein)

das Kindchen

das Mädchen

die

woorden in het meervoud

der Hund- die Hunde

das Kind- die Kinder

DER (m)

DIE (v)

DAS (o)

DIE (mv)

Schule

Mädchen

Haus

Stier

Kuh

Kaninchen

Möglichkeit

Bruder

Kinder

Aufgaben

Welke woorden krijgen het lidwoord 'der'

Voor welke woorden komt het lidwoord 'die'?

Kind

1. der
2. die
3. das

... Dienstag

1. der
2. die
3. das

... Übung

1. der
2. die
3. das

Klasse

1. der
2. die
3. das

Freundin

1. der
2. die
3. das

Mädchen

1. der
2. die
3. das

Freiheit

1. der
2. die
3. das

... September

1. der
2. die
3. das

... Kater

1. der
2. die
3. das

... Restaurant

1. der
2. die
3. das
4. die - meervoud

Ik weet nu welke lidwoorden ik voor mannelijke, vrouwelijke, onzijdige of meervouds-woorden moet gebruiken.

1. ja
2. nee
3. niet zeker

noch mehr üben:

ga nu naar trabitour online: Kapitel 2 : paragraaf C:

machen: Grammatik/ Aufgabe 6 / instapoefening/ Aufgabe 7