Persoonsvorm en Onderwerp
Onderwerp (O):
Wie of wat doet iets in de zin?
Persoonsvorm (PV):
Het werkwoord dat verandert in een andere tijd of vooraan staat in een vraagzin.
Voorbeeldzinnen:
- Wij oefenen elke dag. (PV: oefenen, O: wij)
- Zij winnen de wedstrijd. (PV: winnen, O: zij)