Werkwoorden Overtuigen

Persoonsvorm en onderwerp
Thema Overtuigen
A1-A2
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Persoonsvorm en onderwerp
Thema Overtuigen
A1-A2

Slide 1 - Slide

🎯 Lesdoel:

  • Je kunt de persoonsvorm en het onderwerp in een zin herkennen en correct gebruiken.


Slide 2 - Slide

Welke woorden in een zin zijn belangrijk?

Slide 3 - Mind map

Persoonsvorm en Onderwerp




Onderwerp (O):
Wie of wat doet iets in de zin?
Persoonsvorm (PV):
Het werkwoord dat verandert in een andere tijd of vooraan staat in een vraagzin.
Voorbeeldzinnen:
  1. Wij oefenen elke dag. (PV: oefenen, O: wij) 
  2. Zij winnen de wedstrijd. (PV: winnen, O: zij)


Opdracht
1: Zet de zinnen en in de verleden tijd.
2: Maak van de zinnen een vraagzin.

Slide 4 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Jij kiest een cadeau.
A
Jij
B
kiest
C
een cadeau

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wij ruilen een boek
A
Wij
B
ruilen
C
een boek

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?
Jij kiest een cadeau.
A
Jij
B
kiest
C
een cadeau

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?
Wij ruilen een boek
A
Wij
B
ruilen
C
een boek

Slide 8 - Quiz

Onderstreep de persoonsvorm en het onderwerp

  1. Ik bedank mijn moeder. 
  2. Hij brengt de boeken naar school. 
  3. Wij feliciteren onze vriend. 
  4. Jullie kiezen een film. 
  5. Zij winnen een wedstrijd. 
  6. Jij zoekt een oplossing. 
A2
Maak zinnen met de werkwoorden en onderstreep de persoonsvorm en het onderwerp:
acteren - bevinden - bedenken - beginnen - gebruiken - ontvangen
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp in een zin herkennen en correct gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Meer oefenen
Ga naar DISK:

Slide 11 - Slide