Werkwoorden oefenen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat zijn de juiste uitgangen van het praesens? (tegenwoordige tijd)
A
o,s,t,mus,tis,nt
B
bam,bas,bat,bamus,batis,bant
C
i,isti,it,imus,istis,erunt
D
eram,eras,erat,eramus,eratis,erant

Slide 2 - Quiz

Opbouw van werkwoord
Een werkwoord bestaat uit 2 stukken:
- de stam : voor de betekenis en de tijd van het werkwoord
- de uitgang : voor de "modus" en de persoon

3 modussen (modi):
- indicativus = persoonsvorm (ik zie, jij ziet, hij ziet enz.)
- imperativus = gebiedende wijs (jij moet zien, jullie moeten zien)
- infinitivus = hele werkwoord (te zien, -ik wil- zien)

Slide 3 - Slide

stam van het werkwoord
Vanuit de woordenlijst : -re van de infinitivus afhalen
Voorbeeld: videre = zien , stam = vide

Vanuit een tekst : persoonsuitgang van de PV afhalen
Voorbeeld: videt = hij ziet , stam = vide (- t)
                        videbat = hij zag , stam = vide (- bat)

Slide 4 - Slide

Let op : medeklinkerstam
Woorden die bij de medeklinkerstam horen krijgen vaak een klinker om de stam met de uitgang te verbinden.
Deze hoort NIET bij de stam!

Dit is goed om te onthouden als je de betekenis gaat opzoeken.

Disco zet onder de infinitivus van de e-stam een streepje: videre

Slide 5 - Slide

Kijk bij twijfel naar de 
infinitivus in de
woordenlijst.
a-stam
e-stam
i-stam
mk-stam
exclamat
timetis
fugis
trahunt
audit
aperiunt
ridet
legimus

Slide 6 - Drag question

Ik had foutjes in de vorige oefening, is dat erg?
Nee, dat is niet erg. De vertaling zal er meestal niet door veranderen.

Het is handig om te zien of op te kunnen zoeken bij welke stam een werkwoord hoort, voor het perfectum.

Slide 7 - Slide

Wat zijn de PV uitgangen voor het perfectum? Het zijn er 6.

Slide 8 - Open question

Stam voor perfectum
Belangrijk om te weten:
voor het (plusquam)perfectum verandert de stam van werkwoorden.

Achter deze veranderde stam komen de uitgangen:
i, isti, it, imus, istis, erunt  of 
eram, eras, erat, eramus, eratis, erant

Slide 9 - Slide

Hoe verandert de stam?
a-stam + v     : vocavi = ik heb geroepen , vocaveram = ik had geroepen
i-stam + v      : audivi = ik heb gehoord , audiveram = ik had gehoord

e-stam => e verandert in u   : terrui = ik heb bang gemaakt , 
                                                             terrueram = ik had bang gemaakt (van terrere)

mk-stam => stam verandert op eigen manier =>moet je apart leren/opzoeken
dixi = ik heb gezegd, dixeram = ik had gezegd (van dicere)
reliqui = ik heb verlaten, reliqueram = ik had verlaten (van relinquere)

Slide 10 - Slide

Hoe vertaal je een PV?
- gebruik de stam om de betekenis te vinden
   (meteen een check of je een werkwoord hebt)
- werk van achteren naar voren:
   Welke uitgang herken je? Dan weet je de persoon (ik, jij, hij/zij, 
   wij, jullie, zij) en soms ook al de tijd.
   Staan er herkenletters voor? Zoals -ba- of -era- of -v-
   Is de stam veranderd?
         Ja? Dan heb je een perfectum of plusquamperfectum.
         Nee? Dan heb je een praesens of imperfectum.

Slide 11 - Slide

Vertaal:
neglegis
A
jij verwaarloost
B
jij verwaarloosde
C
jij hebt verwaarloosd
D
jij had verwaarloosd

Slide 12 - Quiz

ponebat
A
hij/zij plaatst
B
hij/zij plaatste
C
hij/zij heeft geplaatst
D
hij/zij had geplaatst

Slide 13 - Quiz

Vertaal:
perfecit
A
hij/zij voltooit
B
hij/zij voltooide
C
hij/zij heeft voltooid
D
hij/zij had voltooid

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
effugit
A
hij/zij vlucht weg
B
hij/zij vluchtte weg
C
hij/zij is weggevlucht
D
hij/zij was weggevlucht

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
tenuimus
A
wij houden vast
B
wij hielden vast
C
wij hebben vastgehouden
D
wij hadden vastgehouden

Slide 16 - Quiz

Vertaal:
consistimus
A
wij blijven staan
B
wij bleven staan
C
wij zijn blijven staan
D
wij waren blijven staan

Slide 17 - Quiz

Vertaal:
exceperunt
A
zij ontvangen
B
zij ontvingen
C
zij hebben ontvangen
D
zij hadden ontvangen

Slide 18 - Quiz

Vertaal:
averterant
A
zij wenden af
B
zij wendden af
C
zij hebben afgewend
D
zij hadden afgewend

Slide 19 - Quiz

Vertaal:
iuraveratis
A
jullie zweren
B
jullie zwoeren
C
jullie hebben gezworen
D
jullie hadden gezworen

Slide 20 - Quiz

Tot slot
6 werkwoorden waarvan het praesens niet netjes de regels volgt van stam + uitgang:
-esse
-posse
-velle
-nolle
-malle
-ire

Slide 21 - Slide

rijtjes van esse
praesens      imperfectum      perfectum      plusquamperfectum
sum                 eram                       fui                       fueram
es                     eras                         fuisti                  fueras
est                   erat                          fuit                      fuerat
sumus           eramus                  fuimus               fueramus
estis               eratis                       fuistis                fueratis
sunt                erant                       fuerunt              fuerant
timer
1:30
Oefen deze rijtjes minimaal 01.30 minuten.

Slide 22 - Slide

Citeer de vormen van het
imperfectum van esse.

Slide 23 - Open question

Einde
Goed
gewerkt!!!

Slide 24 - Slide