4. Los verbos reflexivos

1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

¡SO gramática y vocabulario!
  • Je maakt het SO met pen
  • Er ligt alleen een pen (Tipp-Ex/markers) op je tafel
  • Schrijf eerst je naam en achternaam op. 
  • Zet 'm op jullie kunnen het! 

Klaar? 
Controleer of je alle vragen en je naam hebt ingevuld. 
Je mag nu werken aan een ander vak. 
(niet op je iPad)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Link

¿Qué vamos a hacer?
  • Explicación verbos reflexivos
  • ¡A practicar! 
  • Escribir frases en español


Leerdoel van vandaag:
Ik ken de vervoeging van de wederkerende werkwoorden.

Slide 5 - Slide

Los verbos reflexivos
despertarse
levantarse
ducharse
acostarse
vestirse
lavarse
llamarse

Slide 6 - Slide

Los verbos reflexivos
Het zijn gewoon werkwoorden zoals je ze al kent +se.
Het stukje se dien je dus nog extra te vervoegen.

Slide 7 - Slide

¿Cómo se dice...?
1. Jij kleed je aan. 
___________________
2. Hij scheert zich. 
___________________
3. Ik word wakker.
___________________

Slide 8 - Slide

¿Cómo se dice...?

1. Jij kleed je aan. 
te vistes
2. Hij scheert zich. 
se afeita
3. Ik word wakker.
me despierto

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Maak een samenvatting
Schrijf nu in je eigen woorden op wat je hebt geleerd over wederkerende werkwoorden
Schrijf dit op in de schrift.

Bijvoorbeeld:
Wat is een wederkerend werkwoord?
Hoe herken je een wederkerend werkwoord?
Hoe vervoeg je een wederkerend werkwoord?

Klaar?
Maak de opdrachten op de volgende pagina's in LessonUp.
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Rellena con la forma correcta

1. Nosotros _________________(levantarse) a las siete y cuarto.
2. Yo siempre __________________(ducharse) a las siete y media.
3. ¿Cómo ____________________(llamarse) vosotros?
4. ¿A qué hora _____________________(despertarse) José?
5. Antes de comer ____________________(lavarse, tú) las manos.
6. Yo __________________(vestirse) para la fiesta.
7. Ese señor de ahí ____________________(llamarse) señor Lopez.
8. En las vacaciones de navidad mis padres _____________(quedarse) en casa.
Let op: sommige werkwoorden hebben ook nog een klinkerwisseling!

Slide 12 - Slide

Vul het ontbrekende voornaamwoord in.
Beantwoord nu de vragen van opdracht 4.
p. 69

Slide 13 - Slide

p. 69

Slide 14 - Slide

Las respuestas
1: nos levantamos, 2: me ducho, 3: os llamáis, 4: se despierta, 5: te lavas, 6: me visto, 7: se llama, 8: se quedan.

• Pagina 69, opdracht 4 (LA)
o 1: os, 2: te, 3: nos, 4: se.

• Pagina 69, opdracht 5 (LA)
o A: Me levanto a las 8:00.
o B: Mi hermana se ducha a las 7:30
o C: María y tú os despertáis a las 8:30.
o D: Nosotros nos acostamos a las 22:30.
  • Pagina 69, opdracht 6 (LA)
1. me levanto 
2. me ducho
3. como 
4. me acuesto
5. leo

Slide 15 - Slide

Op de afbeeldingen zie je Ester. Welke werkwoorden ontbreken?

(vergeet de werkwoorden niet te vervoegen)
Beantwoord de volgende vragen in je schrift of in je werkboek.

Slide 16 - Slide

A. Verbind de voornaamwoorden met de juiste personen. 

B. Maak het schema compleet. 


Slide 17 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in. 

Slide 18 - Slide

Verbind iedere vraag met twee mogelijke antwoorden. 

Vul het schema in. 

Slide 19 - Slide

Las respuestas
Opdracht 4.5 (LE)
A: se despierta, B: se levanta, C: se ducha, D: se lava los dientes, E: se acuesta, F: se viste.

Opdracht 4.6 (LE)
A:  Me: yo - te: tú - se: él, ella, usted - nos: nosotros/as -  os: vosotros/as - se: ellos, ellas, ustedes
B: Levantarse: me levanto, te levantas, se levanta, nos levantamos, os levantáis, se levantan.

Opdracht 4.7 (LE)
A: me levanto, B: se levanta, D: se levantan, D: te despiertas, E: Nos despertamos, 
F: se despiertan, G: Se viste, H: Nos vestimos, I: Os vestís, J: te acuestas, K: nos acostamos, 
L: se acuestan. 


Slide 20 - Slide

Las respuestas
Opdracht 4.12 (LE)
1: d/e, 
2: a/b, 
3: c/g, 
4: f/h 

Slide 21 - Slide

¡Traduce al español!
1. Ik ontbijt om 07:30 uur. 
2. Hij doucht om 09:45 uur. 
3. Jij kleed je aan om 10:20 uur. 
4. Zij worden wakker om 08:50 uur. 
5. Ik sta op om 07:15 uur. 

                                           Schrijf kloktijden voluit! 
          Leerdoel: 
- Ik ken de kloktijden. 
- Ik ken de vervoegingen met klinkerwissel.
- Ik ken de vervoegingen van de wederkerende werkwoorden.

Slide 22 - Slide

Las respuestas

1. Ik ontbijt om 07:30 uur. Desayuno a las siete y media. 
2. Hij doucht om 09:45 uur. Se ducha a las diez menos cuarto. 
3. Jij kleed je aan om 10:20 uur. Te vistes a las diez y veinte.
4. Zij worden wakker om 08:50 uur. Se levanta a las nueve menos diez.
5. Wij staan op om 07:15 uur. Nos levantamos a las siete y cuarto.

A las = om
Son las = het is


Slide 23 - Slide

Geen nieuw werk. 
Zorg dat je deze ruimte  gebruikt om bij te werken als je het SO vandaag lastig vond. 

Slide 24 - Slide