Ma 23 jan De trappen van vergelijking

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

de trappen van vergelijking

In deze les leer je:

hoe je mensen en dingen met elkaar kunt vergelijken

Taalcompleet A2 hoofdstuk 2.2

Je kan mensen en dingen met elkaar vergelijken. 

Je kan het woordje dan gebruiken.

Ik heb meer koekjes dan jij.

Er zijn meer fietsen dan mensen.     

Je kan dingen ook op een andere manier vergelijken:

In december zijn de dagen het donkerst.

Nederlanders zijn het langst van alle mensen in de wereld.

Je zet het voor het woord en -st achter het woord.

Trappen van vergelijking

groot	grot er	het groot st
duur	duurd er	het duur st
fijn	fijn er	het fijn st
dom	domm er	het dom st

Trappen van vergelijking

Sommige woorden zijn onregelmatig. Bijvoorbeeld:

graag- liever- het liefst

goed- beter- het best

veel- meer- het meest

weinig- minder- het minst

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief

1. lief, lieverder, liefst
2. liefst, liever, lief
3. lief, liever, liefst
4. liever, lief, liefst

Hoeveel trappen van vergelijking zijn er?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?

veel

1. veel, meer, meest(e)
2. meer, minder, meest(e)
3. veel. meest(e), meer
4. veel, meest(e), minst

De trappen van vergelijking:
groot- groter-...

1. het groterst
2. het kleinst
3. het grootst
4. het meest groot

Trappen van vergelijking:
stil- stiller - .............

1. het stilst
2. het stillest
3. het meest stil

De trappen van vergelijking:
donker- donkerder-

1. het donkerderst
2. Het donkerst
3. het meest donker

Trappen van vergelijking
weinig- minder

1. weinigst
2. minst
3. minderst

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?

1. veel, meer, meest(e)
2. meer, minder, meest(e)
3. veel. meest(e), meer
4. veel, meest(e), minst

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?

1. mooi - meer mooi - mooist
2. mooi - mooier - mooist
3. mooi - lelijker - lelijkst
4. mooi - minder mooi - lelijk

Nu zelf

Maak zelf trappen 

zoals groot- groter- grootst

Hoeveel kan je er maken in 2 minuten?