Week 11 - les 1

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme:

* Répéter bloc E et F
* Corriger les devoirs
* Bloc I: explication
* Au travail / discuter l'interro
* La fin

Aan het einde van de les:

* kan je met de woorden van bloc E en F korte zinnen maken.
* heb je al het huiswerk nagekeken.
* kan je op verschillende manieren vragen maken in het Frans en vraagwoorden gebruiken.



Slide 2 - Slide

Le programme:

* Répéter bloc E et F
* Corriger les devoirs
* Bloc I: explication
* Au travail / discuter l'interro
* La fin


Utilisez p. 126/127 WB!
Aan het einde van de les:

* kan je met de woorden van bloc E en F korte zinnen maken.
* heb je al het huiswerk nagekeken.
* kan je op verschillende manieren vragen maken in het Frans en vraagwoorden gebruiken.



Slide 3 - Slide

Traduis:
Wij verdienen geld.

Slide 4 - Open question

Traduis:
Het klimaat in Spanje is goed.

Slide 5 - Open question

Traduis:
Hij weigert het salaris.

Slide 6 - Open question

Traduis:
Ik kom uit Griekenland.

Slide 7 - Open question

Traduis:
De moedertaal lijkt op het Frans.

Slide 8 - Open question

Traduis:
Daarom vinden zij dat Duits een moeilijk vak.

Slide 9 - Open question

Le programme:

* Répéter bloc E et F
* Corriger les devoirs
* Bloc I: explication
* Au travail / discuter l'interro
* La fin


Aan het einde van de les:

* kan je met de woorden van bloc E en F korte zinnen maken.
* heb je al het huiswerk nagekeken.
* kan je op verschillende manieren vragen maken in het Frans en vraagwoorden gebruiken.



Slide 10 - Slide

Corriger les devoirs
Ex. 22a (p. 107 WB)
1. bilingue
2. tweetalig
3. met neven in Tunesië in de zomer
Ex. 22b 
1. in Parijs tijdens de studie
2. Tunesië
3. goed: hij gaat op zomervakantie naar Tunesië. Slecht: nooit les erin gehad.
4. Frans

Slide 11 - Slide

Ex. 24a (p. 108 WB)

1. en face de
2. vient de
3. la langue maternelle
4. bilingues
5. refuse
6. une habitude
Ex. 24b (p. 109 WB)

1. facile
2. car
3. avenir
4. abord
5. (petit) boulot
6. coutume

Slide 12 - Slide

Ex. 26c (p. 110)
1. connais
2. connais
3. connaît (let op dakje!)
4. connaissons
5. connais
6. connaissent

Slide 13 - Slide

Ex. 26d
1. as connu
2. ai connu
3. connaissait
4. connaissais
5. connaissaient
6. avons connu

Slide 14 - Slide

Ex. 26e - let op dakje!
1. connaîtras
2. connaîtrons
3. connaîtrez
4. connaîtrai
5. connaîtra
6. connaîtra

Slide 15 - Slide

Le programme:

* Répéter bloc E et F
* Corriger les devoirs
* Bloc I: explication
* Au travail / discuter l'interro
* La fin



Aan het einde van de les:

* kan je met de woorden van bloc E en F korte zinnen maken.
* heb je al het huiswerk nagekeken.
* kan je op verschillende manieren vragen maken in het Frans en vraagwoorden gebruiken.



Slide 16 - Slide

Hoe kan je een zin vragend maken in het Frans? Er zijn een aantal manieren. Noteer er zoveel mogelijk.

Slide 17 - Open question

Bloc I
Prenez votre cahier + votre stylo et faites les notes svp!

Titre: Poser une question / Een vraag stellen

Slide 18 - Slide

Bloc I
Zonder vraagwoord
  1. Gewone zin met vraagteken erachter.
  2. Est-ce que + gewone zin + ?
  3. Omkering van onderwerp en persoonsvorm (inversie) + ?
_________________________________________________________________
Voorbeeld: Tu es amoureux.
Hoe maak je deze zin vragend?

Slide 19 - Slide

Bloc I
Let op!
Il a une bonne note.
Als je deze zin vragend wil maken door inversie, dan krijg je dit:
A-il une bonne note?

A-il wordt A-t-il. 
Er komt een t tussen omdat er anders klinkerbotsing is en zodat de Fransen het sneller uit kunnen spreken. Hetzelfde geldt ook bij elle. 

Slide 20 - Slide

Bloc I
Met vraagwoord
Vraagwoord = où, quand, comment, combien, pourquoi, qui, qu'est-ce que (zie p. 116 WB voor de vraagwoorden die je moet kennen dit hoofdstuk!)

- vraagwoord + est-ce-que + gewone zin + ?
- gewone zin + vraagwoord + ?
- vraagwoord + gewone zin + ?
- vraagwoord + inversie + ? 

Slide 21 - Slide

Bloc I
Voorbeeld:
Tu es végétarien. (Jij bent vegetarisch).
Jij wilt weten waarom diegene vegetarisch is.

- Pourquoi est-ce que tu es végétarien?
- Tu es végétarien pourquoi?
- Pourquoi tu es végétarien?
- Pourquoi es-tu végétarien? 


Slide 22 - Slide

Bloc I
Nieuwe stof: het vraagwoord quel (welke/wat)
Quel past zich aan het zelfstandig naamwoord aan waar het bij hoort. Zie de tabel.




Als quel(le)(s) gevolgd wordt door est of sont, betekent het wat.
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
quel
quelle
meervoud
quels
quelles

Slide 23 - Slide

Voorbeelden
Quelle est ta matière préférée? -> enkelvoud/meervoud? Mannelijk/vrouwelijk?

Quelles sont tes matières préférées? -> enkelvoud/meervoud? Mannelijk/vrouwelijk?

Slide 24 - Slide

Le programme:

* Répéter bloc E et F
* Corriger les devoirs
* Bloc I: explication
* Au travail / discuter l'interro
* La fin



Aan het einde van de les:

* kan je met de woorden van bloc E en F korte zinnen maken.
* heb je al het huiswerk nagekeken.
* kan je op verschillende manieren vragen maken in het Frans en vraagwoorden gebruiken.



Slide 25 - Slide

Au travail!
* Faites ex. 31cd et 32. (p. 115 WB et plus)
OU (of) discutez l'interrogation en classe.
* Temps: 15 minutes
* Questions? Notez-les! Vous pouvez les poser à la fin du cours.
* Travail à deux / individuel
* Prêt? Apprenez vocabulaire E et F

Slide 26 - Slide

Le programme:

* Répéter bloc E et F
* Corriger les devoirs
* Bloc I: explication
* Au travail / discuter l'interro
* La fin



Aan het einde van de les:

* kan je met de woorden van bloc E en F korte zinnen maken.
* heb je al het huiswerk nagekeken.
* kan je op verschillende manieren vragen maken in het Frans en vraagwoorden gebruiken.



Slide 27 - Slide

La fin!
Demain: répéter bloc F et I,
bloc H (lire), discuter l'interro

Slide 28 - Slide