This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Beeldspraak
Wat komt krachtiger over?:
'Usain Bolt is heel erg snel.'
OF
'Usain Bolt: sneller dan een bliksemschicht!'
Slide 1 - Slide
Beeldspraak is dus altijd figuurlijk.
Door beeldspraak komt de boodschap vaak krachtiger over.
Slide 2 - Slide
Waar komt beeldspraak voor?
In het dagelijkse taalgebruik: mondeling en schriftelijk.
Je krijgt het mee door je opvoeding. Je gebruikt het vaak onbewust. Zoals spreekwoorden en uitdrukkingen.
Beeldspraak komt ook veel voor in gedichten. De dichter probeert ons door beeldspraak op een andere manier naar de werkelijkheid te laten kijken.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Beeldspraak
Drie vormen:
Vergelijking
Metafoor
Personificatie
Slide 5 - Slide
Vergelijking
Lisa en Edith lijken als twee druppels water op elkaar
Beeld
werkelijkheid
Slide 6 - Slide
Vergelijking
Slide 7 - Slide
Metafoor
Slide 8 - Slide
Wat een zwijnenstal!
Beeld
Slide 9 - Slide
Metafoor
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:
Kleine potjes hebben grote oren = kinderen horen alles
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. ...
De appel valt niet ver van de boom. ...
Nu breekt mijn klomp!
Slide 10 - Slide
Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als levend persoon. Het ding krijgt menselijke eigenschappen.
Papier is geduldig
Stel de controle vraag:
"Kan papier geduldig zijn?" Als het antwoord nee is, is het een personificatie.
Slide 11 - Slide
Even checken...
Log in met de code op LessonUp
Slide 12 - Slide
De tijd kruipt voorbij.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
Slide 13 - Quiz
Zij is zo sterk als een beer
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
Slide 14 - Quiz
Marleen kijkt door een roze bril.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
Slide 15 - Quiz
Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 16 - Quiz
Zo'n etterbak moet streng gestraft worden
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 17 - Quiz
zo lek als een zeef
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 18 - Quiz
Opdracht beeldspraak
Wat: zoek op het internet een voorbeeld van: een metafoor, vergelijking en personificatie. Zorg dat je van elk 3 voorbeelden opschrijft . Tip: kijk bij songteksten en gedichten.
Hoe: internet, schrijf ze op in je schrift (of in Word)
Tijd: 10 minuten
Extra: leg uit waarom het goed werkt in deze tekst
Klassikaal nabespreken
timer
15:00
Slide 19 - Slide
filmpje beeldspraak in de politiek...
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
Wat is hier aan de hand?
De golven aaien de zwemmers.
De wind fluistert zacht jouw naam.
De stoel omarmde het meisje.
De peer lustte wel een appeltje.
Slide 22 - Slide
Een paar vragen
Slide 23 - Slide
Zo doof als een...
A
kabouter
B
spin
C
mol
D
kwartel
Slide 24 - Quiz
Leven als god in.....
A
Parijs
B
Frankrijk
C
een Belgisch bad
D
de hemel
Slide 25 - Quiz
De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
Slide 26 - Quiz
de samenleving is ziek
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie
Slide 27 - Quiz
Hij verhuist naar een paradijs.
A
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie
Slide 28 - Quiz
Beeldspraak en gedichten
Beeldspraak vind je vaak in gedichten.
Slide 29 - Slide
Eb is een verlegen zee.
Vloed een zee vol moed.
Als jij kijkt – eb ik weg.
Spaar ik moed voor later.
Als ik eb – kijk jij weg.
Spring je in het water.
Maar,
morgen zal ik dapper vloed,
morgen zal ik overstromen, zal ik als brutale branding bij je op de koffie komen.
Slide 30 - Slide
De schrijver vergelijkt 'eb' met 'verlegen'. Wat is de overeenkomst?
Slide 31 - Open question
Geef twee voorbeelden van een personificatie in het gedicht.
Eb is een verlegen zee.
Vloed een zee vol moed.
Als jij kijkt – eb ik weg.
Spaar ik moed voor later.
Als ik eb – kijk jij weg.
Spring je in het water.
Maar,
morgen zal ik dapper vloed,
morgen zal ik overstromen, zal ik als brutale branding bij je op de koffie komen.