01. TVO/TOL_Introductie

TVO/TOL_Introductie
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

TVO/TOL_Introductie

Slide 1 - Slide

Wat is TVO/TOL?
Taalgericht Vak Onderwijs(TVO) / Taal Ontwikkelend Lesgeven(TOL) 

Een manier van lesgeven waarin elke docent, dus ook de niet-taaldocent, nadrukkelijk een rol heeft in het stimuleren en begeleiden van het proces van taalontwikkeling
Hierdoor neemt bij leerlingen de kennis van het vakgebied toe waarbinnen deze wordt toegepast. 

Iedere docent is immers een taaldocent!

Slide 2 - Slide

Hoe vaak besteed jij aandacht aan de taalvaardigheid van leerlingen in jouw les?
Heel vaak
Regelmatig
Soms
Nooit

Slide 3 - Poll

Hoe dan?
Bij TVO/TOL wordt het vakonderwijs voorzien van expliciete taaldoelen. Veelal gebeurt dit al, dus er wordt de stap gemaakt van onbewust bekwaam naar bewust bekwaam.

Door hoge verwachtingen te hebben van leerlingen en het taalgebruik op een doordachte manier aan hun taalniveau aan te passen, kun je de leerlingen naar een hoger taalniveau tillen. Dit is niet alleen gunstig voor het leerproces van leerlingen, maar ook voor hun motivatie.





Slide 4 - Slide

Hoe pas ik het taalgebruik aan?
TDe docent zorgt voor:

  1. Contextrijk leren
  2. Lessen vol met interactiemogelijkheden
  3. Taalsteun





Slide 5 - Slide

De valkuilen
  1. Ervan uitgaan dat taal iets is dat alleen bij de lessen Nederlands hoort.
  2. Werken met korte(re) en eenvoudige(re) teksten (dus: moeilijke teksten overslaan).
  3. Moeizame en gebrekkige formuleringen van leerlingen door de vingers zien. 

Slide 6 - Slide

De valkuilen
  1. Ervan uitgaan dat taal iets is dat alleen bij de lessen Nederlands hoort.
  2. Werken met korte(re) en eenvoudige(re) teksten (dus: moeilijke teksten overslaan).
  3. Moeizame en gebrekkige formuleringen van leerlingen door de vingers zien. 

Slide 7 - Slide

Taal hoort niet alleen bij Nederlands
Veel docenten constateren - zeker in een klas met veel taalzwakke leerlingen(*) - de kloof tussen de lastige taal in de lesmethode en het taalniveau van leerlingen. Soms wordt daarbij opgemerkt dat leerlingen met een zwakke taalvaardigheid niet thuishoren op het onderwijsniveau dat zij volgen én dat het niet de taak van de vakdocent is om in de les aandacht te besteden aan taalvaardigheden. Docenten stellen leerdoelen vast voor het vak en zoeken daarbij activiteiten om de vakinhoud onder de knie te krijgen. Het is jammer dat niet altijd duidelijk is dat een leerling wél vakinhoudelijk sterk kan zijn, maar juist moeite heeft met begrijpend lezen of de weg kwijtraakt in moeilijke vaktaalwoorden.        

Slide 8 - Slide

Taal hoort niet alleen bij Nederlands
Doordat veel vakdocenten het niet als hun taak zien (vak)taaldoelen te stellen bij het leerstofaanbod is de kans groot dat sommige leerlingen, geheel onterecht, naar een lager niveau afzakken.

(*) Er is geen algemeen geaccepteerde definitie van het begrip 'taalzwakke leerling'. Doorgaans duiden we met deze term op leerlingen die in mondelinge en/of schriftelijke taalvaardigheid achterblijven ten opzichte van het niveau dat van hen verwacht wordt, gezien hun leeftijd (leerjaar) en onderwijsniveau.   

*) Er is geen algemeen geaccepteerde definitie van het begrip 'taalzwakke leerling'. Doorgaans duiden we met deze term op leerlingen die in mondelinge en/of schriftelijke taalvaardigheid achterblijven ten opzichte van het niveau dat van hen verwacht wordt, gezien hun leeftijd (leerjaar) en onderwijsniveau.
       

Slide 9 - Slide

Moeilijke(re) teksten overslaan
Een andere valkuil is dat docenten aangeven dat leerlingen moeilijke(re) teksten kunnen overslaan; er wordt gewerkt met korte(re) en eenvoudige(re) teksten. Hierdoor wordt het rijkdom van een gevarieerde woordenschat ingeperkt én worden de teksten minder afwisselend en interessant. Dit zorgt ervoor dat hun motivatie en het leesplezier afneemt.     

Slide 10 - Slide

Moeizame formuleringen negeren
Het wordt moeilijk om aan een sterke taalbasis te werken wanneer docenten moeizame en gebrekkige formuleringen van leerlingen door de vingers zien, doordat zij veronderstellen dat de leerinhoud wel begrepen is. Het risico daarbij is dat toetsing – in aansluiting bij (versimpelde) teksten – vooral bestaan uit reproductievragen. Dit leidt veelal tot losse feitenkennis en tot passieve leerlingen die niet tot een wezenlijk begrip van de stof komen. Conclusie: een neerwaartse spiraal, waarin het niveau van het vak wordt verlaagd, niet door de leerlingen, maar door de reactie van de docent op hun aanwezigheid.    

Slide 11 - Slide

Wat dan wel?
Voorbeelden zoals hiervoor genoemd leiden ertoe dat leerlingen vooral geholpen zijn op de korte termijn. Naarmate de leerjaren vorderen, wordt het onvermogen van leerlingen om cognitieve abstracte taal te gebruiken alleen maar groter

De stap van het dagelijks algemeen taalgebruik (DAT) naar cognitief abstract taalgebruik (CAT) is nu eenmaal inherent aan het leren op school. 

Wat nodig is, is dat docenten een opwaartse spiraal inzetten; leerlingen extra kansen bieden voor het gebruik van de vaktaal.

Slide 12 - Slide

Hoe zet je die opwaartse spiraal in?
  1. Lok taalproductie uit; ga in op wat leerlingen zeggen en opschrijven;
  2. Motiveer leerlingen om nauwkeurig te formuleren;
  3. Geef leerlingen feedback op het taalgebruik;
  4. Help leerlingen met de aanpak van het vak en de taal van het vak door te leren in context, met interactie en door het geven van taalsteun.

Slide 13 - Slide