test economie

Economie herhalen + 6.4 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Economie herhalen + 6.4 

Slide 1 - Slide

loonheffing =
Dit betaal ik maandelijks! ..
loonbelasting + premie volksverzekeringen


Slide 2 - Slide

En dan:........Tijd voor belastingaangifte!
  • Loonheffing wordt iedere maand ingehouden op het brutoloon.
  • Na afloop van het jaar doe je aangifte inkomstenbelasting.
  • Je krijgt een aanslag van de inkomstenbelasting.
  •  Je moet belasting bijbetalen of je krijgt belasting terug.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Box 1
Box 1 gaat over je belastbaar inkomen uit werk en eigen woning.


Slide 5 - Slide

Belangrijke begrippen:
  • Belastbaar inkomen

  • Eigenwoningforfait  

  • Andere bijtellingen

  • Aftrekposten
Over het belastbaar inkomen wordt de belasting berekend.
Dit is een percentage van de WOZ waarde van je huis. Dit bedrag moet je bij je inkomen optellen.
Bijvoorbeeld een lease auto van de zaak. Je moet een percentage
van de nieuwwaarde van de auto bij je inkomen optellen.
Deze bedragen mag je van het inkomen afhalen.
Voorbeelden zijn de hypotheekrente en kosten voor het openbaar vervoer.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Inkomstenbelasting betaal je over je:
A
bruto inkomen + aftrekposten
B
bruto inkomen
C
Belastbaar inkomen
D
belastbaar inkomen - kortingen

Slide 8 - Quiz

Door de aftrekposten
A
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt
B
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je minder belasting betaalt
C
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je meer belasting betaalt
D
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je minder belasting betaalt

Slide 9 - Quiz

Voorbeelden van aftrekposten zijn
A
Arbeidskorting, pensioenpremie & hypotheekrente
B
Arbeidskorting & algemene heffingskorting
C
Arbeidskorting algemene heffingskorting & hypotheekrente
D
Hypotheekrente & pensioenpremie

Slide 10 - Quiz

De WOZ-waarde van de woning van Erdem is €195.000. Het eigenwoningforfait is 0,75%. De hypotheek rente is 2,75%
Hoeveel moet Erdem aan eigenwoningforfait bij zijn inkomen optellen?
A
€1.462,50
B
€146.250
C
€5.362,50
D
€3.900

Slide 11 - Quiz

Berekenen inkomensheffing 
(let op, er blijft er 1 over)
+
=
-
+
bruto inkomen uit arbeid
bijtellingen
aftrekposten
belastbaar inkomen
loonheffing

Slide 12 - Drag question

Nu weten we het belastbare inkomen... wat nu?

Slide 13 - Slide

Schijventarief 

Slide 14 - Slide

Progressief belastingtarief
Percentage belasting wordt hoger naarmate het inkomen hoger wordt.
Dus hoe hoger het inkomen, hoe hoger het percentage dat je aan belasting moet betalen.  

Slide 15 - Slide

De overheid kan de inkomens laten nivelleren door....
A
De mensen met lage inkomens toeslagen te geven
B
De mensen met hoge inkomens meer belasting te laten betalen
C
De mensen met lage inkomens meer belastingvoordeel te geven.
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quiz

Wat is vergrijzing?
A
De mensen krijgen steeds sneller grijs haar.
B
Mensen verven hun haar steeds meer grijs.
C
De groep mensen boven de 65 jaar wordt steeds groter.
D
De groep mensen boeven de 50 jaar wordt steeds groter.

Slide 17 - Quiz

Wat zijn inactieven
A
Mensen tegen BTW verhoging
B
Mensen die niet actief naar werk zoeken
C
Mensen zonder betaald werk
D
Mensen die zwart geld krijgen

Slide 18 - Quiz

Wie zijn de 'actieven'?
A
De ondernemers
B
De mensen met betaald werk
C
De ambtenaren
D
De mensen met betaald werk + vrijwilligers

Slide 19 - Quiz

De AOW is een:
A
Volksverzekering
B
Werknemersverzekering

Slide 20 - Quiz

Waar betaal je belasting over in box 3?

Slide 21 - Open question

Box 3
Box 1 gaat over je belastbare vermogen. Ook hier betaal je belasting over! Over een deel van je vermogen hoef je géén belasting te betalen, dit noem je het heffingsvrije vermogen. 


Slide 22 - Slide

Wat bedoelen we met het heffingsvrije vermogen?

Slide 23 - Open question

De overheid kan de inkomens laten nivelleren door....
A
De mensen met lage inkomens toeslagen te geven
B
De mensen met hoge inkomens meer belasting te laten betalen
C
De mensen met lage inkomens meer belastingvoordeel te geven.
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 24 - Quiz

6.4
Nieuw!

Slide 25 - Slide

Draagkrachtbeginsel
Wie in staat is veel te betalen, moet ook veel betalen. 

Slide 26 - Slide

Draagkrachtbeginsel

Slide 27 - Slide

Solidariteitsbeginsel
Iedereen met een inkomen moet een deel daarvan afstaan voor de mensen zonder inkomen. 
De sterken helpen zo de zwakken. 

Slide 28 - Slide

Profijtbeginsel
Betalen voor de goederen of diensten die de overheid levert en waar jij gebruik van maakt. 
Bijvoorbeeld wegenbelasting (motorrijtuigenbelasting)

Slide 29 - Slide

Profijtbeginsel

Slide 30 - Slide

Aan de slag


Maak opgave 1 t/m 11 op blz. 182 t/m 185

Klaar? 
Maak de rekenopgaven van hoofdstuk 6

Slide 31 - Slide