pronom personnel

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



Slide 1 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Persoonlijk voornaamwoorden vervangen mensen of zaken:

Voorbeeld: 
Louise zingt. --> Zij zingt
Louise chante. --> Elle chante
Mijn grootouders gaan op vakantie --> Zij gaan op vakantie
Mes grands-parents vont en vacances --> Ils vont en vacances

Slide 2 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Onderwerp
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Voorbeelden:

Je chante.
Elle chante une chanson.
Nous chantons pour elle. 

 

Slide 3 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Lijdend voorwerp
me
te
le/la/l'
nous
vous
les
Voorbeelden:
Jelle cherche le bonheur.
Jelle le cherche.

Teun cherche ses parents.
Teun les cherche.


 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Meewerkend voorwerp
me
te
lui
nous
vous
leur
Tip bij ontleden: Het meewerkend voorwerp wordt in het Frans vaak ingeleid door een voorzetsel zoals bijv: à (au, aux). Let op: gaat altijd om personen!
In het Nederlands: aan of voor. 


 
Voorbeelden:
Un fan donne des fleurs à ce chanteur.
Un fan lui donne des fleurs.

Tim donne un cadeau à ses parents.
Tim leur donne un cadeau.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Hoe weet je nou welke vorm je moet gebruiken?
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Stappenplan!

1. Ontleed de zin
Onderwerp, lijd.vwp. of meew.vwp?
2. Naar welk woord wordt er verwezen?
Mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud?
3. Zet het persoonlijk voornaamwoord in dezelfde vorm.


Slide 8 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Vormen van het persoonlijk voornaamwoord, afhankelijk van de functie in de zin:
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 9 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Waar plaatsen we het persoonlijk voornaamwoord in de zin?
Als het persoonlijk voornaamwoord een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervangt, komt het vóór de persoonsvorm te staan
Je chante la chanson.
Je la chante.

Elle donne un cadeau à sa soeur.
Elle lui donne un cadeau.
UITZONDERING:
Als er ook een infinitief (heel werkwoord) staat, komt het persoonlijk voornaamwoord vóór de infinitief:
Je veux chanter la chanson.
Je veux la chanter.

Slide 10 - Slide





Vervang het onderstreepte zinsdeel. Schrijf de hele zin op.
Les Français aiment beaucoup les films artistiques.

Slide 11 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 12 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film à sa copine.

Slide 13 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Mes parents vont parler au directeur.

Slide 14 - Open question

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Wanneer gebruik je deze persoonlijke voornaamwoorden met nadruk?

  • Na c'est/ce sont
Qui est là? C'est moi!
  • Om iets te benadrukken
Elle, elle chante en français.
  • Na een voorzetsel (avec, chez, sans, pour ...)
Je veux chanter avec toi.

Slide 15 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel

Een persoonlijk voornaamwoord kan nadruk krijgen. In dat geval heeft het deze vormen:
moi
toi
lui/elle
nous
vous
eux/elles






Slide 16 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel









Meerdere persoonlijke voornaamwoorden in één zin? Gebruik dit schema om de volgorde te bepalen.

Slide 17 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Elle donne le livre à son frère.
onderwerp       lijd. vwp.          meew. vwp.
Elle le lui donne. 
Zij geeft het hem.

Slide 18 - Slide





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 19 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film  à sa petite amie.

Slide 20 - Open question

au travail-
les devoirs


apprendre voc AB
faire 37 bc en 38 a p. 34-35





Slide 21 - Slide

het persoonlijk voornaamwoord gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

au revoir! 

Slide 23 - Slide