les 12 - 4 maart 2024

les 12 - 4 maart 2024
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

les 12 - 4 maart 2024

Slide 1 - Slide

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 2 - Slide

Le programme

  • la petite fille de monsieur Lihn

  • grammaire III

  • Évaluer

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

bespreken p 149 - 165

- iedereen van het groepje bespreekt 1 bladzijde.
- zorg dat je begrijpt wat je hebt gelezen.
- maak aantekeningen!
timer
20:00

Slide 5 - Slide

voorbereiden
- bereid de vragen voor. Let op! in het Frans
timer
10:00

Slide 6 - Slide

uitwisselen
- praat in duo's over de vragen in het Frans!
timer
10:00

Slide 7 - Slide

les devoirs


         lire page 167 - 1

Slide 8 - Slide

Le but



het persoonlijk voornaamwoord


Slide 9 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



Slide 10 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Persoonlijk voornaamwoorden vervangen mensen of zaken:

Voorbeeld: 
Louise zingt. --> Zij zingt
Louise chante. --> Elle chante
Mijn grootouders gaan op vakantie --> Zij gaan op vakantie
Mes grands-parents vont en vacances --> Ils vont en vacances

Slide 11 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Onderwerp
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Voorbeelden:

Je chante.
Elle chante une chanson.
Nous chantons pour elle. 

 

Slide 12 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Lijdend voorwerp
me
te
le/la/l'
nous
vous
les
Voorbeelden:
Jelle cherche le bonheur.
Jelle le cherche.

Teun cherche ses parents.
Teun les cherche.


 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Meewerkend voorwerp
me
te
lui
nous
vous
leur
Tip bij ontleden: Het meewerkend voorwerp wordt in het Frans vaak ingeleid door een voorzetsel zoals bijv: à (au, aux). Let op: gaat altijd om personen!
In het Nederlands: aan of voor. 


 
Voorbeelden:
Un fan donne des fleurs à ce chanteur.
Un fan lui donne des fleurs.

Tim donne un cadeau à ses parents.
Tim leur donne un cadeau.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Hoe weet je nou welke vorm je moet gebruiken?
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Stappenplan!

1. Ontleed de zin
Onderwerp, lijd.vwp. of meew.vwp?
2. Naar welk woord wordt er verwezen?
Mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud?
3. Zet het persoonlijk voornaamwoord in dezelfde vorm.


Slide 17 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Vormen van het persoonlijk voornaamwoord, afhankelijk van de functie in de zin:
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 18 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Waar plaatsen we het persoonlijk voornaamwoord in de zin?
Als het persoonlijk voornaamwoord een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervangt, komt het vóór de persoonsvorm te staan
Je chante la chanson.
Je la chante.

Elle donne un cadeau à sa soeur.
Elle lui donne un cadeau.
UITZONDERING:
Als er ook een infinitief (heel werkwoord) staat, komt het persoonlijk voornaamwoord vóór de infinitief:
Je veux chanter la chanson.
Je veux la chanter.

Slide 19 - Slide





Vervang het onderstreepte zinsdeel. Schrijf de hele zin op.
Les Français aiment beaucoup les films artistiques.

Slide 20 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 21 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film à sa copine.

Slide 22 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Mes parents vont parler au directeur.

Slide 23 - Open question

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Wanneer gebruik je deze persoonlijke voornaamwoorden met nadruk?

  • Na c'est/ce sont
Qui est là? C'est moi!
  • Om iets te benadrukken
Elle, elle chante en français.
  • Na een voorzetsel (avec, chez, sans, pour ...)
Je veux chanter avec toi.

Slide 24 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel

Een persoonlijk voornaamwoord kan nadruk krijgen. In dat geval heeft het deze vormen:
moi
toi
lui/elle
nous
vous
eux/elles






Slide 25 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Speciale persoonlijke voornaamwoorden:

En 
Vervangt de + zelfstandig naamwoord. Betekent meestal: er(van), erover.

Stromae chante de sa vie. Stromae zingt over zijn leven.
Stromae en chante. Stromae zingt erover.

LET OP:
Als er een hoeveelheidswoord vóór het zelfstandig naamwoord staat, dan blijft dat staan.
Nike a vendu beaucoup de baskets.
Nike en a vendu beaucoup.

Slide 26 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Speciale persoonlijke voornaamwoorden:

Y
Vervangt à/dans/sur + zelfstandig naamwoord. Betekent meestal: er(heen), erin, erop.

Stromae donne un concert à Bruxelles. Stromae geeft een concert in Brussel.
Stromae y donne un concert. Stromae geeft er een concert.
Let op!
En en y vervangen NOOIT personen; alleen dingen of plaatsen. 

Slide 27 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Waar plaatsen we het persoonlijk voornaamwoord in de zin?
En en y komen vóór de persoonsvorm te staan, net als het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
Je parle de ma vie.
J'en parle.

Elle habite à Paris.
Elle y habite.
UITZONDERING:
Als er ook een infinitief (heel werkwoord) staat, komt het persoonlijk voornaamwoord vóór de infinitief.

Je veux habiter à Nijmegen.
Je veux y habiter.

Slide 28 - Slide

(sleep blauw over rood)
Tu vas à la médiathèque? 
Oui, j'...vais pour faire mes devoirs.
Tu bois du thé?
Oui, j'.... bois tous les matins. 
As-tu un casque? 
Helas, j'.... ai plus. 
Tu vas au cinéma?
Bien sûr j'.... vais cet après-midi.
Tu es allé sur la piste noire? 
Oui, j’..... suis allé.
Vous êtes au café? 
Non, nous n’..... sommes pas encore.
J’ai deux frères, j’.... ai deux.
y
en
en
y
y
y
en

Slide 29 - Drag question

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel









Meerdere persoonlijke voornaamwoorden in één zin? Gebruik dit schema om de volgorde te bepalen.

Slide 30 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Elle donne le livre à son frère.
onderwerp       lijd. vwp.          meew. vwp.
Elle le lui donne. 
Zij geeft het hem.

Slide 31 - Slide





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 32 - Open question





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film  à sa petite amie.

Slide 33 - Open question

au travail-
les devoirs


apprendre het persoonlijk vnw.
faire 24 A - D











Slide 34 - Slide

het persoonlijk voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

au revoir! 

Slide 36 - Slide