Sociale ongelijkheid

Sociale ongelijkheid
Verhouding
"De betekenis die een samenleving geeft aan de verschillen tussen mensen"
1 / 29
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Sociale ongelijkheid
Verhouding
"De betekenis die een samenleving geeft aan de verschillen tussen mensen"

Slide 1 - Slide

Iedereen in de samenleving is gelijk/heeft dezelfde kansen
Eens
Oneens

Slide 2 - Poll

Sociale ongelijkheid
Als er op basis van de verschillen tussen mensen, onderscheid gemaakt wordt tussen mensen, is er sprake van sociale ongelijkheid, het verschil doet er blijkbaar toe. Het verschil heeft consequenties voor hun waardering en behandeling

Slide 3 - Slide

Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid ontstaat bij een ongelijke verdeling van 'hulpbronnen'

  1. Economische hulpbronnen: geld en bezit
  2. Sociale hulpbronnen: contacten met mensen
  3. Symbolische hulpbronnen: status en aanzien
  4. Politieke hulpbronnen: macht en gezag

Slide 4 - Slide

Sleep de soort sociale ongelijkheid naar de juiste afbeelding.
ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen

Slide 5 - Drag question

Noteer zoveel mogelijk verschillende beroepen

Slide 6 - Mind map

Maatschappelijke ladder
We kunnen groepen mensen van elkaar onderscheiden met ongeveer dezelfde maatschappelijke positie

De verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid bestaat = sociale stratificatie

Slide 7 - Slide

Maatschappelijke ladder
Maak zelf een maatschappelijke ladder waarin sociale stratificatie naar voren komt en gebruik daarin minstens 15 beroepen.

Waar plaats jij jezelf op deze ladder?


Slide 8 - Slide

Wat weet je nog van sociale ongelijkheid?

Slide 9 - Mind map

Maatschappelijke ladder
De plek die je inneemt op de maatschappelijke ladder staat niet vast. Dit noemen we sociale mobiliteit. 

2 vormen van sociale mobiliteit
  • Positietoewijzing (persoon heeft er zelf geen invloed op)
  • Positieverwerving (via eigen bijdrage)

Slide 10 - Slide

Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
A
Nee, het gaat hier niet om sociale mobiliteit.
B
Ja, via het proces van positietoewijzing.
C
Ja, via het proces van positieverwerving
D
Ja, via het proces van positietoewijzing en positieverwerving

Slide 11 - Quiz

Welke omgevingsfactoren zijn van invloed op de kansen die mensen later hebben?

Slide 12 - Open question

De vloer op
Er wordt gezegd dat iemands kapitaal van invloed is op de kansen die mensen later hebben.

Economisch kapitaal (geld en bezit)
Sociaal kapitaal (connecties en netwerken)
Cultureel kapitaal (kennis, houdingen en smaak)

Laat met een rollenspel concreet zien hoe dat in zijn werk gaat.

Slide 13 - Slide

De vloer op
Vorm een groep van 3 à 4 leerlingen

Bedenk een scène waarbij jullie laten zien hoe kapitaal een rol kan spelen bij:
  • een sollicitatiegesprek
  • een oudergesprek met een basisschoolleraar
  • een bezoek aan de huisarts
  • bij een zelfgekozen situatie

Schrijf een bijpassend script en verdeel de rollen. 

Slide 14 - Slide

Wie of wat heeft macht/symboliseert macht volgens jou?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video

Macht en gezag
Macht: het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten. 

Er zijn 4 bronnen van macht:
  1. Affectief (op basis van gevoel en emoties; familie)
  2. Cognitief (op basis van kennis; experts)
  3. Economisch (op basis van bezit van geld of schaarse goederen)
  4. Politiek (invloed van politieke machtsdragers)

Gezag: macht die als legitiem wordt beschouwd. Macht wordt als rechtvaardig en passend  gezien voor de actor met macht. Anderen accepteren vrijwillig de macht van de actor. 

Slide 17 - Slide

De overheid heeft veel macht op basis van:
A
Affectieve machtsbronnen
B
Cognitieve machtsbronnen
C
Economische machtsbronnen
D
Politieke machtsbronnen

Slide 18 - Quiz

De Nederlandse overheid heeft gezag
A
Eens
B
Oneens

Slide 19 - Quiz

Waaruit blijkt dat de Nederlandse overheid gezag heeft? Noem een voorbeeld

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

Waarom is het zo belangrijk dat de overheid macht én gezag heeft?

Slide 22 - Open question

Macht
Formele macht
  • Macht die iemand heeft op grond van zijn positie én welke is vastgelegd in regels.

Informele macht
  • Macht die iemand heeft op basis van uitstraling, kennis of charisma en welke niet is vastgelegd. 

Slide 23 - Slide

Macht
Formele of informele macht?

Slide 24 - Slide

Een docent heeft...
A
Formele macht
B
Informele macht

Slide 25 - Quiz

Wanneer iemand je kan dwingen om iets te doen omdat hun macht is vastgelegd in een reglement, spreken we van...
A
Formele macht
B
Informele macht

Slide 26 - Quiz

Wat klopt niet?
A
Macht kun je op formele en informele basis hebben
B
Macht gaat niet altijd gepaard met geweld
C
Vrienden hebben ook een vorm van macht
D
Macht is altijd vastgelegd in de wet

Slide 27 - Quiz

Het dilemma van collectieve actie
Collectieve goederen = producten of diensten in het algemeen belang; non-exclusief.

Om collectieve goederen tot stand te kunnen brengen, is collectieve actie nodig. Dit is niet vanzelfsprekend, omdat mensen hun gedrag niet alleen laten bepalen door wat goed is voor de groep of de samenleving.

Actoren die niet bijdragen maar wel profiteren van collectieve goederen zijn free-riders


Slide 28 - Slide

Het dilemma van collectieve actie
  1. Beschrijf hoe je het dilemma van collectieve actie herkent in de tekst.
  2. Waarom is Shell een freerider? 
  3.  Welk formeel machtsmiddel kan de overheid inzetten om Shell tot betaling te dwingen?
  4. Waarom kun je stellen dat Shell hier beschikt over macht? Betrek een element uit de definitie van het kernconcept. Welke machtsbron zet Shell in?
  5. Beargumenteer wie hier de meeste macht heeft. Shell of de overheid? Hebben ze hier formele of informele macht?

Slide 29 - Slide