Mondeling Nederlands

Mondeling Nederlands
Mavo 4
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Mondeling Nederlands
Mavo 4

Slide 1 - Slide

Fictiedossier
Je fictiedossier bestaat uit:
  • Drie boekverslagen;
  • Een filmverslag
  • Twee zelfgekozen gedichten.

Slide 2 - Slide

Onderdeel 1
  • Je leest je gedicht voor.
  • Daarna vertel je kort iets over de inhoud.
  • Waar gaat het gedicht over volgens jou?
  • Waarom heb je dit gedicht uitgekozen?

Slide 3 - Slide

Onderdeel 2
  • Daarna kies je zelf een boek uit. Over welk boek wil je het eerst hebben?
  • Vertel in ongeveer een minuut waar het boek over gaat.
  • De docent stelt daarna vragen.

Slide 4 - Slide

Onderdeel 3
  • Vervolgens kiest je docent een boek uit van je lijst. En daarna stelt hij daar vragen over.

Slide 5 - Slide

Wat voor soort vragen kan je docent stellen?
 
Bijvoorbeeld:

- Vertel de inhoud van het boek in een minuut.

- Hoe wordt het verhaal verteld (chronologisch of met flashbacks)?

- Wie  vertelt het verhaal?


Slide 6 - Slide

Wat voor soort vragen gaat je docent stellen?
 Bijvoorbeeld:

- Kun je de titel verklaren?
- Maakt de hoofdpersoon een karakterontwikkeling door?
- Welke belangrijke bijfiguren zijn er en welke rol spelen ze in het verhaal?
- Wat vond je van het einde?
- Wat vond je de belangrijkste gebeurtenis in het verhaal?



Slide 7 - Slide

Wat voor soort vragen gaat je docent stellen?
 Bijvoorbeeld:

-  Waarom heb je dit boek gekozen?
- Zou, wat er in het verhaal gebeurt, jou ook kunnen overkomen? Waarom wel/niet?
- Wat voor soort boek is het?
- Wat is het onderwerp van het boek?



Slide 8 - Slide

Belangrijke begrippen
Fictie
 
  • Een verhaal dat niet op de werkelijkheid is gebaseerd.
  • Het is verzonnen.
  • Het wordt geschreven vanuit de fantasie van de schrijver.

Slide 9 - Slide

Belangrijke begrippen
Chronologie - tijd
  • Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld?
  • Is er sprake van flashbacks (terug in de tijd)?
  • Of flashforwards (verwijst naar iets wat nog gebeuren moet, toekomst)

Slide 10 - Slide

Belangrijke begrippen
Perspectief
  • Wie vertelt het verhaal?
  • Ik-perspectief: geschreven vanuit een ik-persoon.
  • Hij-perspectief: geschreven vanuit een hij/zij-persoon.
  • Alwetende verteller: degene die het verhaal vertelt weet al wat er gaat gebeuren.
 

Slide 11 - Slide

Belangrijke begrippen

Chronologie -tijd

- Worden de gebeurtenissen verteld in de volgorde       waarin ze zich hebben afgespeeld?
- Is er sprake van flashbacks (terug in de tijd)?
- Of flashforwards ( verwijst naar iets wat nog gebeuren    moet, toekomst)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Belangrijke begrippen

- spanning
- open of gesloten einde
- realistische of niet-realistische fictie
- mening onderbouwen met argumenten en  voorbeelden uit het boek

Slide 14 - Slide