Les 4- V3- wk 41

1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programm
Block 1 (40 min)
Hausaufgabenkontrolle
ein/ kein
Wiederholung Artikel
1e & 4e naamval persoonlijke voornaamwoord (Personalpronomen Akkusativ)

Block 2 (40min)
selbstständiges arbeiten an den Aufträgen 

Slide 2 - Slide

Hausaufgaben-Resultat 

Slide 3 - Slide

Wie ist es gegangen?
Wat ging goed?
Wat zou beter kunnen?
Wat heb je geleerd?


Slide 4 - Slide

Duitse lidwoorden
Bepaald lidwoord: 
de/het = der, die of das 
Onbepaald lidwoord:
een = ein of eine of keine

Slide 5 - Slide

ein / kein 
een
ein-
geen
kein-

Slide 6 - Slide

  • der / das            =     ein
                                         kein

  • die / die (mv)   =     eine
        
                                   keine

Slide 7 - Slide

Ein of eine, kein of keine?
Der Salat (mannelijk) = .... Salat

Die Suppe (vrouwelijk) = .... Suppe

Das Brot (onzijdig) = .... Brot

Die Kartoffeln (meervoud)= .... Kartoffeln

Slide 8 - Slide

ein/kein/bezittelijke vnw
M
V
O
MV
x
e
x
e

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

wir üben
Arbeitsblatt "Artikel"
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Persoonlijke voornaamwoorden zijn bijvoorbeeld woorden zoals: ik, jij, hij, zij, het, wij etc.

Slide 13 - Slide

4e naamval
Persoonlijke voornaamwoorden kunnen veranderen:
Ik ga naar de winkel - koop je wat voor mij?
De verandering van "ik" naar "mij" noemen we een naamval. Er zijn in totaal 4 naamvallen in het Duits.

Slide 14 - Slide

4e naamval
Wanneer krijg je de 4e naamval? 
Dit is na de volgende voorzetsels, noteer deze in je schrift:
- durch (door)
- für (voor)
- ohne (zonder)
- um (om)
- gegen (tegen)
- bis (tot)

Slide 15 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord 1e + 4e naamval
Neem dit schema over!
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
U
1e

ich



du


er

sie


es


wir


ihr


sie

Sie

4e

mich
(mij)


dich
(jouw)

ihn
(hem)

sie
(haar)

es
(hem)

uns
(ons)

euch
(jullie)

sie
(hen)

Sie
(U)

Slide 16 - Slide

4e naamval - ontleden
Er komt niet alleen een 4e naamval na bepaalde voorzetsels. 
Soms staan er geen voorzetsels in de zin.

Wat gebeurt er dan?!

Slide 17 - Slide

Ontleden
1e naamval: onderwerp (wie/wat + persoonsvorm)
4e naamval: lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp)
"Het kind pakt de bal"
wie/wat + pakt = het kind (1e naamval)
wie/wat + pakt + het kind = de bal (4e naamval)

Slide 18 - Slide

Ontleden lastig?
"hij/hem" regel:
"Het kind pakt de bal"
"hij pakt de bal"  --> "het kind" = 1e naamval
"Het kind pakt hem" --> " de bal" = 4e naamval

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

wir üben
Arbeitsblatt "Personalpronomen Akkusativ"
timer
10:00

Slide 21 - Slide

"Zij eet het" 
Stap 1: persoonsvorm --> eet
Stap 2: wie/wat + persoonsvorm = onderwerp
wie/wat eet = zij
Stap 3: gezegde --> eet
Stap 4: wie/wat + gezegde + onderwerp = lijdend voorwerp
wie/wat + eet + zij = het 

Slide 22 - Slide

Fragen?
Fragen?

Slide 23 - Slide

Selbstständig arbeiten
An welchen Aufgaben (opdrachten) arbeitet ihr heute?
Ich komme langs und mache Notizen.


timer
40:00

Slide 24 - Slide

Schöne Herbstferien

Slide 25 - Slide