3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik

3 h Gesundheit
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsSecondary Education

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3 h Gesundheit

Slide 1 - Slide

Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute? 
  • Sehen
  • Grammatik - ontleden4e naamval

Lernziel:
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp en lijdend voorwerp gebruiken.



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Neue Kontakte
Online methode
Kapitel 2
Gesundheit Sehen
timer
13:00

Slide 4 - Slide

Nog even kort
  • eerste naamval    = onderwerp
  • vierde naamval    = lijdend voorwerp

  • Ook 4e naamval na voorzetsels 
  • ezelsbruggetje :  DOFEGUB         durch, ohne, für, entlang, gegeb, um, bis


Slide 5 - Slide

Naamvallen
Persoonlijke voornaamwoorden (onder andere) kunnen veranderen:
Ik ga naar de winkel - koop je wat voor mij?

De functie van een woord in een zin noemen (bv. onderwerp, lijdend voorwerp) we een naamval. 
Er zijn in totaal 4 naamvallen in het Duits.
 

Slide 6 - Slide

1e en 4e naamval
-> 1e naamval: onderwerp                (wie/wat + persoonsvorm)
-> 4e naamval: lijdend voorwerp   (wie/wat + gezegde + onderwerp)

"Het kind pakt de bal"
wie/wat + pakt                           = het kind (1e naamval)
wie/wat + pakt + het kind     = de bal (4e naamval)

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
1e
4e
ik
ich
mich
mij
jij
du
dich
jou
hij
er
ihn
hem
zij
sie
sie
haar
het
es
es
het
wij
wir
uns
ons
jullie
ihr
euch
jullie
zij
sie
sie
hen
u
Sie
Sie
u
Persoonlijk voornaamwoord 
in de 1e en 4e naamval
Ik zie jou.
Ich sehe dich.

Zij zoekt hem.
Sie sucht ihn.


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken: 

stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel (dit heb jij gedaan!) 
stap 2:  Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Slide 10 - Slide

Op deuntje van vader Jacob:
aus bei mit nach
aus bei mit nach
Seit von zu
Seit von zu
Außer genüber
Außer genüber
Ent-ge-gen
Ent-ge-gen

Slide 11 - Slide

Voorzetsel
aus
 bei
 mit
nach 
 seit 
 von
 zu



Vertaling
uit
bij
met
na, naar
sinds
van
naar (personen)


Slide 12 - Slide

Vertaling
door
zonder
voor
langs
tegen
om 
tot



Slide 13 - Slide

stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

  • onderwerp: 1e naamval
  • meewerkend voorwerp: 3e naamval
  • lijdend voorwerp: 4e naamval

Slide 14 - Slide

Grammatik
Was?
Seite 68 Aufgaben  19-21
Wie?
allein
Wie lange?
10 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite  145
Fertig?
ga na google classroom
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Hören
Seite 60
  • Aufgabe 13
zusammen
  • Aufgabe 14
allein


Slide 16 - Slide

Was hast du heute gelernt?

Slide 17 - Slide

mich 
dich
ihn 
sie 
es 
uns
euch 
sie 
Sie 
ich 
du 
er
sie 
es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 18 - Drag question

Wortschatz
Was?
Seite 58/ 59 Aufgabe 8- 11
Wie?
allein 
Wie lange?
10 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite  145
Fertig?
google classroom
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Ik weet wat de 1e en 4e naamval zijn
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Ik ken de 1e en 4e naamval van het persoonlijk voornaamwoord (schema)
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll