This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Paragraaf 3.2
Temperatuur verschillen op aarde
Slide 1 - Slide
Welkom!
Boeken op tafel!
Telefoon in telefoontas!
Slide 2 - Slide
leerdoelen
Je weet dat breedteligging, hoogte en seizoenen invloed hebben op de temperatuur.
Je begrijpt waardoor er temperatuurverschillen op aarde ontstaan en hoe seizoenen ontstaan.
Je kunt het ontstaan van de seizoenen in een tekening weergeven.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Heel belangrijk! De zon verwarmt het aardoppervlak en niet de lucht!
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Op hogere breedte is het kouder omdat:
- De zonnestralen schuiner instralen
- een groter oppervlak moeten verwarmen
- een langere weg door de atmosfeer moeten afleggen
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Elke 100 meter die je stijgt daalt de temperatuur met
A
0.6 graden
B
16 graden
C
6 graden
D
60 graden
Slide 11 - Quiz
Draaiing van de aarde
De aarde maakt twee bewegingen:
in 24 uur draait de aarde om zijn as > dag en nacht
in één jaar draait de aarde één keer om de zon > seizoenen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Seizoenen
Zomer: start op 21 juni. Ze zon staat recht boven de Kreeftskeerkring
Herfst: start op 21 september. De zon staat recht boven de evenaar
Winter: start op 21 december. Ze zon staat recht boven de Steenbokskeerkring
Lente: Start op 21 maart. De zon staat recht boven de evenaar
Slide 15 - Slide
Hoe komt het dat we dag en nacht hebben?
A
Door de draaiing van de aarde om de zon
B
Door de draaiing van de zon om de aarde
C
Door de wolken
D
Omdat de aarde om zijn eigen as draait
Slide 16 - Quiz
In welke maand krijgt Nederland de meeste zon?
A
Maart
B
Juni
C
September
D
December
Slide 17 - Quiz
Wat is naast de draaiing van de aarde om de zon nog een belangrijke reden dat we seizoenen hebben?
Slide 18 - Open question
aan de slag!
alles van 3.2
klaar? nakijken, mindmappen, samenvatten, quizlet etc.
Slide 19 - Slide
Om de zon
In 24 uur draait de aarde een rondje om haar as. Daardoor ligt altijd één helft van de aarde in het licht van de zon en één helft in het donker. Zo ontstaan dag en nacht. De aarde draait niet alleen om haar eigen as maar maakt ook een reisje om de zon. Dat reisje om de zon gebeurt met een snelheid van wel 108.000 kilometer per uur. Over een rondje om de zon doet de aarde ongeveer 365 dagen en 6 uur. 6 uur is een kwart van een dag, na vier jaar is dat precies een dag, deze dag noemen we schrikkeldag. Dit is een extra dag in een schrikkeljaar, deze dag is op de kalender 29 februari. De extra dag zorgt ervoor dat onze kalender weer gelijk loopt met ons reisje om de zon.
Het stokje dat je in de aardbol ziet, is de as. Dit stokje bestaat niet echt
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Slide 25 - Slide
Verschillende seizoenen
In Nederland zijn er vier seizoenen: zomer, herfts, winter en lente. In de zomer is het een stuk warmer dan in de winter. Dat komt doordat de as van de aarde scheef staat. De zon staat in de zomer op het noordelijk halfrond (bovenste deel) van de aarde en in de winter op het zuidelijk halfrond (onderste deel) van de aarde. Op plek die richting de zon staat, is het warmer. Dit heeft drie oorzaken:
1. De zon schijnt hier langer, waardoor de aarde langer kan opwarmen.
2. De zon staat hoger aan de hemel, daardoor zijn de zonnestralen sneller bij het aardoppervlak en koelen ze minder snel af.
3. En doordat de zon hoger staat, verwarmen de zonnestralen een kleiner oppervlakte van de aarde, waardoor deze sneller verwarmt.
kijk naar de afbeelding op de volgende slide
Slide 26 - Slide
seizoenen
en
klimaten
Slide 27 - Slide
Hoge Breedte
Hoe dichter bij de Noord of zuidpool hoe hoger de breedtegraad. Deze is namelijk 90 graden in de breedte.
Lage breedte
Hoe dichter bij de evenaar hoe lager de breedte. De evenaar is de lijn die de aarde in de breedte door middel deelt. De evenaar is dan ook 0 graden in de breedte.
Slide 28 - Slide
Klimaatdiagram
Slide 29 - Slide
Temperatuurfactoren: breedteligging(B47 t/mB50)
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Masterclass 3
Temperatuurfactoren
Slide 32 - Slide
1. Breedteligging
Slide 33 - Slide
Temperatuurverschillen op aarde
Bij de evenaar vallen de zonnestralen recht op aarde (warm)
Bij de polen vallen de zonnestralen schuin op aarde, zij moeten een groter gebied verwarmen (koud)
Slide 34 - Slide
2. Hoogteligging
De dampkring wordt van onderaf verwarmd.
De zonnestralen vallen op de aarde. Pas dan wordt de zonne-energie omgezet in warmte.
Vandaar dat het hoger op de berg kouder is dan in het dal. Elke 100 meter hoger op de berg is het 0,6 ˚C kouder. In berggebieden is het goed te zien dat het hoger op de berg steeds kouder wordt. Dat zie je aan het verschil in plantengroei.
Op relatief korte afstand zie je steeds andere plantengordels.
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Video
(2)Breedteligging
1. Hoe dichter bij de evenaar hoe warmer, hoe verder hoe kouder
Schuine zonnestralen = weinig opwarming
Loodrechte zonnestralen = veel opwarming
Slide 37 - Slide
(1)Hoogteligging
1. Hoe hoger hoe kouder
2. Elke 100m omhoog is 0,6°C kouder
3. Hoe hoger hoe minder begroeiing (of andere soort begroeiing dat beter tegen de kou kan)