Format les
1 / 24
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat voor soort tekst is dit?
A
Een krantenartikel
B
Een brief
C
Een website
D
Een email
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Waar zullen de stukjes tekst naast de namen over gaan?
A
Reviews over een bepaald product
B
Besprekingen van het onderwerp
C
Een soort Marktplaats
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Wat weet jij van
'Jack the Ripper'?
'Jack the Ripper'?
Slide 9 - Mind map
Wat betekent
'nickname'
'nickname'
A
Dat betekent dat hij 'Nick' heet
B
Dat betekent 'bijnaam'
C
Dat is een scheldwoord
D
Dat gebruik je als iemand geen naam heeft.
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Wanneer leefde Jack the Ripper?
A
Tussen 1600 en 1699
B
Tussen 1700 en 1799
C
Tussen 1800 en 1899
D
Tussen 1900 en 1999
Slide 12 - Quiz
Wanneer moesten mensen de gevangenis in?
A
Als je ze op heterdaad betrapte.
B
Als ze een bekentenis aflegden.
C
A en B zijn allebei goed.
D
Als je het vermoeden had dat ze iets gedaan hadden.
Slide 13 - Quiz
Moeilijke vraag:
Waarom werden de misdaden niet opgelost?
Waarom werden de misdaden niet opgelost?
A
Politieagenten namen bewijsmateriaal mee van de crime scene
B
Niemand heeft Jack the Ripper op heterdaad betrapt.
C
A en B zijn allebei goed.
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Weet iemand hoe 'Jack the Ripper' eruit zag?
A
Ja, het is een man van middelbare leeftijd
B
Nee, niemand weet hoe hij eruit zag.
Slide 16 - Quiz
Hoe is Russel Edwards de moordenaar op het spoor gekomen?
A
Hij heeft Jack the Ripper op heterdaad betrapt.
B
Jack the Ripper heeft tegen hem bekend.
C
Door DNA vergelijking is de familie gevonden van een van de verdachten.
D
Alle antwoorden zijn goed.
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
You tell me (in 1 antwoord):
- Is het mysterie nu wel of niet opgelost?
- Waarom wel/niet?
- Is het mysterie nu wel of niet opgelost?
- Waarom wel/niet?
