persoonvorm en onderwerp

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

persoonsvorm en onderwerp

persoonsvorm

• maak de zin vragend, het doe woord komt vooraan
• verander de zin in een andere tijd, het doe woord veranderd

onderwerp

• wie of wat + persoonsvorm
• wie of wat doet iets?

Nu jij: wat is de persoonsvorm?
De kippen lopen door de tuin.

persoonsvorm?
Ik zit achter mijn computer.

persoonsvorm?
Gisteren heb ik televisie gekeken.

Nu het onderwerp

wie of wat + persoonsvorm

wie of wat doet iets?

onderwerp?
Het is heel koud buiten.

onderwerp?
De auto's razen langs.

onderwerp?
Heb jij thuis een hele grote hond?

Is die stad zo groot?

persoonsvorm en onderwerp?
De achtertuin is erg diep.

persoonsvorm en onderwerp?
Hij heeft hele grote voeten.

Ik kan nu de persoonvorm en het onderwerp vinden.

1. nee
2. ja