26 april

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken opdr. 54 t/m 57.
  • Hoofdstuk 15. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken opdr. 54 t/m 57.
  • Hoofdstuk 15. 

Slide 1 - Slide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Slide

Hulpboek blz. 126
Ergon 24. 


Slide 5 - Slide

Ergon 

Slide 6 - Slide

Mythe en werkelijkheid


Taalboek blz. 66-67. 
Hulpboek blz. 60. 
Opdrachten 54 t/m 57

Slide 7 - Slide

Opdracht 54
  • a De Ilias laat zien hoe desastreus een oorlog is voor alle betrokkenen en dat is nog steeds een relevante boodschap.
  • b Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: Het is al een heel oud verhaal en daarom is het interessant; ik houd van verhalen over goden en helden.
  • c Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: Goed Engels kunnen spreken en schrijven, goed met computers kunnen omgaan.
  • d Eigen verwerking.

Slide 8 - Slide

Opdracht 55
  • a Hij geloofde dat hij met Homeros in de hand Troje kon vinden, terwijl de wetenschappers uit zijn tijd dachten dat het maar een verzonnen verhaal was en niet echt gebeurd; hij groef op met dynamiet en graafmachines.
  • b Hij heeft zijn opgravingen en vondsten nauwkeurig gedocumenteerd en sommige opgravings- technieken die hij uitprobeerde in Troje zijn naderhand overgenomen.

Slide 9 - Slide

Opdracht 56 
  • De hoge, grote muren van een stad die door brand verwoest leek te zijn deden hem denken aan de beschrijving van Troje van Homeros.

Slide 10 - Slide

Opdracht 57
  • a Het masker wordt gedateerd in de 16de eeuw ( 1550-1500 v.Chr.). Het verhaal van de Trojaanse oorlog speelt zich af in de 13de/12de eeuw.
  • b Het kostbare masker duidde op een beroemde koning, dus Agamemnon. Indirect zou het het bewijs zijn dat de Trojaanse oorlog echt bestaan had, en Troje dus ook.

Slide 11 - Slide

Opdracht 

Slide 12 - Slide

Opdracht 

Slide 13 - Slide

Opdracht 

Slide 14 - Slide

Opdracht 

Slide 15 - Slide

Hulpboek blz. 117
Erga 8, 9, 10.


Slide 16 - Slide

Ergon 

Slide 17 - Slide

Ergon 1

Slide 18 - Slide

Aan het werk.
  • Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 16.
  • Leer Hulpboek blz. 140 t/m 150.
  • Lees Tekstboek blz. 68 t/m 72. 
  • Maak Hulpboek blz. 63, opdr. 1 & 2
  • Maak Hulpboek blz. 64, opdr. 6, 7 en 9. 

Dit is ook huiswerk. 

Slide 19 - Slide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 20 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 21 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 22 - Open question