Culturele diversiteit en opvoedstijlen

Kennisquiz 

Culturele diversiteit en opvoedstijlen 

1 / 39
next
Slide 1: Slide
Basisschool

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Kennisquiz 

Culturele diversiteit en opvoedstijlen 

Slide 1 - Slide

Woord vooraf
* de samenleving is dynamisch en verandert permanent
* individuen zijn altijd meer dan de cultuur waarmee je hen associeert

Slide 2 - Slide

Deze quiz gaat over culturen en opvoedingsstijlen.
Cultuur kun je definiëren als:
‘een geheel van denkmodellen en gedragspatronen dat gedeeld wordt door een samenleving, gemeenschap of groepering’.
In welke van de onderstaande situaties kan er sprake zijn van een cultuur:
A
In een vriendenkring
B
Op een school
C
Bij de bevolking van een nationale staat
D
In alle bovengenoemde gevallen

Slide 3 - Quiz

Er zijn verschillende lagen als je spreekt over cultuur.
Tot welke laag behoren gerechten en hapjes die horen bij een feestdag?

A
Vooronderstellingen en basisaannamen
B
Waarden en normen
C
Mythen, helden en symbolen
D
Gewoonten, rituelen en procedures

Slide 4 - Quiz

Culturen zijn:
A
Altijd aan verandering onderhevig
B
Vaststaand en onderveranderlijk

Slide 5 - Quiz

Er zijn verschillende manieren en stijlen om kinderen op te voeden. Het model van Baumrind (1971) beschrijft er vier op basis van hoeveel controle en hoeveel betrokkenheid ouders hun kinderen geven. Welke opvoedstijl is geeft veel betrokkenheid en veel controle (warm, maar ook sturend)?
A
Autoritaire opvoedstijl
B
Autoritatieve opvoedstijl
C
Lassez Faire opvoedstijl
D
Permissieve opvoedstijl

Slide 6 - Quiz

Wat is de meest voorkomende opvoedstijl in gezinnen met een Nederlandse achtergrond?
A
Autoritaire opvoedstijl
B
Autoritatieve opvoedstijl
C
Lassez Faire opvoedstijl
D
Permissieve opvoedstijl

Slide 7 - Quiz

In de literatuur worden vier opvoeddoelen/-waarden beschreven: maatschappelijk presteren, autonomie, conformisme en sociaal gevoel. Welke opvoedwaarde vinden gezinnen met een Nederlandse achtergrond het belangrijkst?
A
(Maatschappelijk) presteren: schoolprestaties
B
Autonomie: zelfstandigheid
C
Conformisme: gehoorzamen
D
Sociaal gevoel: rekening houden met anderen

Slide 8 - Quiz

Nederland is van oudsher een migratieland. Ten tijde van de Republiek kende ons land een relatief grote geloofsvrijheid. Joden uit Spanje en Portugal (Spinoza!), joden uit Centraal- en Oost-Europa, protestantse Hugenoten uit Frankrijk (Waalse kerken), Engelse Pilgrims (Mayflower) migreerden allemaal naar Nederland. Welke groep mocht ondanks de geloofsvrijheid geen lid worden van de gilden van ambachtslieden?
A
Joden
B
Pilgrims
C
Hugenoten

Slide 9 - Quiz

Ook in de 20e eeuw was er veel migratie naar Nederland: Chinezen, Belgen, Surinamers, Duitsers, Indiërs, Molukkers, Italianen/Spanjaarden, Joegoslaven, Marokkanen, Turken. Welke groep kwam het meest recent?
A
Turken
B
Italianen
C
Chinezen
D
Surinamers

Slide 10 - Quiz

Gezinnen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antiliaanse migratieachtergrond wonen:
A
Alleen in Amsterdam en Rotterdam
B
Onevenwichtig verspreid over Nederland
C
In alle steden en dorpen van Nederland

Slide 11 - Quiz

“Alle Nederlanders lopen op klompen,
hebben blond haar en houden van kaas”.
Dit is:
A
Een generalisatie
B
Een stereotypering
C
Een vooroordeel
D
Discriminatie

Slide 12 - Quiz

In de volgende vragen zoomen we in op de meest voorkomende culturele bevolkingsgroepen in Nederland: Nederlanders, Marokkanen, Turken, Surinamers, Antillianen en Chinezen. Achter ieder van deze groepen gaat een wereld aan diversiteit schuil.

De uitspraken die we, op basis van onderzoek, over deze groepen doen zijn:
A
Een generalisatie
B
Een stereotypering
C
Een vooroordeel
D
Discriminatie

Slide 13 - Quiz

Dé Marokkanen?
Welke groepen kunnen we onderscheiden?
A
Marokkanen die als moedertaal Arabisch spreken en marokkanen die Berber als moedertaal hebben
B
Marokkanen die uit de stad kwamen en Marokkanen van het platteland
C
1e generatie migranten, tussengeneratie migranten en 2e generatiemigranten
D
Alle bovengenoemde groepen

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste opvoedingsdoelen voor Marokkaanse ouders in Nederland?
A
Autonomie en sociaal gevoel
B
Prestaties en autonomie
C
c. Prestaties en conformisme
D
Sociaal gevoel en conformisme

Slide 15 - Quiz

Wat verwachten Marokkaanse ouders van de school?
A
Het gezin voedt op, de school leert
B
De school voedt op en leert
C
Het gezin voedt op en leert
D
De school voedt op, het gezin leert

Slide 16 - Quiz

Suriname was en is een multiculturele samenleving. Welke verschillende groepen Surinamers ken je?
A
Hindoestanen, Molukkers, Javanen, Antillianen
B
Javanen, Antillianen, Creolen, Chinezen
C
Creolen, Hindoestanen, Chinezen, Javanen
D
Chinezen, Molukkers, Javanen

Slide 17 - Quiz

In veel Surinaamse gezinnen speelt familie een belangrijke rol bij de opvoeding van kinderen.
Het gezin draait met name om:
A
Vaders en mannelijke familieleden (partriarchaat)
B
Moeders en vrouwelijke familieleden (matrifocaliteit)

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste opvoedingsdoelen voor Surinaamse ouders in Nederland?
A
Autonomie en sociaal gevoel
B
Prestaties en autonomie
C
Prestaties en conformisme
D
Sociaal gevoel en conformisme

Slide 19 - Quiz

Wat zijn naast de opvoedingswaarden uit de vorige vraag, belangrijke waarden binnen Surinaamse gezinnen? Streven naar:
A
Financiële onafhankelijkheid
B
Politieke betrokkenheid
C
Terugkeer naar Suriname

Slide 20 - Quiz

Veel eerste-generatiemigranten uit Turkije kwamen in de jaren ’60 van de vorige eeuw naar Nederland. Met welke reden kwamen zijn hierheen?
A
Als politiek vluchteling
B
Als arbeidsmigrant
C
Voor familiebezoek
D
Voor het avontuur

Slide 21 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste opvoedingsdoelen voor Turkse ouders in Nederland?
A
Autonomie en sociaal gevoel
B
Prestaties en autonomie
C
Prestaties en conformisme
D
Sociaal gevoel en conformisme

Slide 22 - Quiz

Vanaf ongeveer welke leeftijd van hun kinderen besteden Turkse ouders bewust tijd aan opvoedingsactiviteiten gericht op cognitieve ontwikkeling?
A
3 jaar
B
2 jaar
C
6 jaar
D
4 jaar

Slide 23 - Quiz

De Nederlandse Antillen:
waar liggen die?
A
Voor de kust van Noord-Afrika
B
Voor de kust van Suriname
C
In de Indische oceaan
D
In het Caraïbisch gebied

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste opvoedingsdoelen voor Antiliaanse ouders in Nederland?
A
Autonomie en sociaal gevoel
B
Autonomie en prestaties
C
Prestaties en conformisme
D
Sociaal gevoel en conformisme

Slide 25 - Quiz

“Je diploma is je man”.
In welke gezinnen is dit een veelgebruikt advies voor meisjes?
A
Turkse gezinnen
B
Marokkaanse gezinnen
C
Antilliaanse gezinnen
D
Nederlandse gezinnen

Slide 26 - Quiz

Wat zijn de twee belangrijkste opvoedingsdoelen voor Chinese ouders in Nederland?
A
Autonomie en sociaal gevoel
B
Autonomie en prestaties
C
Prestaties en conformisme
D
Sociaal gevoel en conformisme

Slide 27 - Quiz

Conformisme is belangrijk in de Chinese cultuur.
Wat valt niet onder conformisme?
A
Eerbied hebben voor je ouders
B
Toegelaten worden tot een goede universiteit
C
Conflicten vermijden
D
Het rechte pad volgen

Slide 28 - Quiz

Welke factoren kunnen een rol spelen bij de keuze voor een opvoedstijl door migrantenouders?
A
Opleidingsniveau
B
Eerste of tweede generatie migrant
C
Religie
D
Alle bovengenoemde antwoorden

Slide 29 - Quiz

Generaliserend gezien:
welke opvoedwaarden vinden de meeste ouders met een migrantenachtergrond het belangrijkst?
A
a. Autonomie en sociaal gevoel
B
b. Prestaties en autonomie
C
c. Prestaties en conformisme
D
d. Sociaal gevoel en conformisme

Slide 30 - Quiz

En ouders met een
Nederlandse achtergrond?
A
Autonomie en sociaal gevoel
B
Prestaties en autonomie
C
Prestaties en conformisme
D
Sociaal gevoel en conformisme

Slide 31 - Quiz

Veel ouders met een migratieachtergrond vinden de Nederlandse opvoeding/scholing vaak:
A
Te streng
B
Te vrijblijvend

Slide 32 - Quiz

Cultuur en cultuurverschillen bespreken in de klas kan best lastig zijn. Waarmee zou de discussie moeten beginnen?
A
Benoemen van de grootste verschillen tussen verschillende culturen
B
Kijken naar je eigen cultuur
C
Misverstanden in kaart brengen
D
Je moet cultuur en cultuurverschillen helemaal niet bespreken in de klas.

Slide 33 - Quiz

Hoe verklein je de kans op het ontstaan van vooroordelen en discriminatie?

Je besteedt aandacht aan:
A
De overeenkomsten tussen groepen en maakt tegelijkertijd verschillen binnen groepen zichtbaar
B
De verschillen tussen groepen en laat de overeenkomsten binnen groepen zien.

Slide 34 - Quiz

Bij het omgaan met culturele diversiteit zijn, naast de visie en en het beleid van de school, de onderwijsinhouden erg belangrijk. Waaraan moet je op dit vlak aandacht besteden?
A
Cultuurkenmerken
B
Stereotypen, vooroordelen en discriminatie
C
Overeenkomsten en verschillen
D
Alle bovengenoemde zaken

Slide 35 - Quiz

Op welke aspecten van je lesmateriaal moet je o.a. letten om vooroordelen en discriminatie te voorkomen?
A
Wordt de dominante blanke samenleving als ideaal voorgesteld?
B
Is in het materiaal een plaats ingeruimd voor minderheidsgroepen?
C
Worden de seksen steeds afgebeeld in stereotiepe sekserollen?
D
Alle bovengenoemde aspecten

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Video

Wat kunnen wij op deze school doen om aandacht te geven aan het onderwerp vooroordelen?

Slide 38 - Open question

Meer weten?
- Van der Heijde, H., Bruin, K., & Kampman, L. (2016). Culturele diversiteit in de klas. Coutinho.
- Keulen, V. A., & Pels, T. (2010). Van alles wat meenemen (1ste ed.). Coutinho.
- SLO: Leren omgaan met culturele diversiteit, https://www.slo.nl/@4266/leren-omgaan

Slide 39 - Slide