H4 Hypotheken

Hoofdstuk 4
Hypotheken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
Hypotheken

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • verschillen tussen consumptief en hypothecair krediet
  • verschil tussen lineair en annuïtair
  • fiscale inkomens consequenties berekenen  

Slide 2 - Slide

Hypothecaire leningen
Lineaire hypotheek
Annuïteitenhypotheek

Slide 3 - Slide

Lineaire hypotheek 
Kenmerk: de aflossing is iedere periode gelijk 

Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Slide 4 - Slide

Lineaire hypotheek 
Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Voorbeeld: lineaire hypotheek € 360.000, looptijd 30 jaar, 5% rente per jaar. rente en aflossing worden eens per jaar achteraf voldaan

  • Bereken de jaarlijkse aflossing 
  • Bereken de te betalen rente aan het einde van het 1e jaar 
  • Bereken de restschuld aan het begin van het 5e jaar 
360.000/30 = 12.000
schuld begin 360.000 x 5% = 18.000
schuld begin 5e jaar 360.000 - 4 x 12.000 = 312.000
rente 5% x 312.000 = 15.600

Slide 5 - Slide

Lineaire hypotheek
  • Hoe bereken je het rentebedrag per jaar? 
  •  Hoe bereken je de schuldrest na X jaar?
De rente over het eerste jaar is het rentepercentage x de restschuld aan het begin van het jaar. 

In de tabel lees je in kolom A af dat de restschuld aan het begin van het eerste jaar € 100.000 is. Boven kolom C lees je af dat de rente 6% is. 

De rente over het eerste jaar bereken je dan als volgt: 6% x € 100.000 = € 6.000 


Wat is de schuldrest aan het begin van jaar 3?  

Aan het begin van jaar 3 hebben er twee aflossingen plaatsgevonden, de aflossing aan het einde van jaar 1 en de aflossing aan het einde van jaar 2. 

De schuldrest is dan de hoogte van de oorspronkelijke lening € 100.000 - 2 x € 10.000 = € 80.000

Slide 6 - Slide

Annuïteitenhypotheek
Kenmerk: de som van de rente en aflossing is iedere periode gelijk. Dit bedrag noemen we de annuïteit. 

De periodieke annuïteit krijg je altijd gegeven

Te betalen rente = rentepercentage x restschuld 
Aflossing = annuïteit - te betalen rente  

Slide 7 - Slide

Inkomstenbelasting 
Hoe hoger je inkomen, hoe hoger het % inkomstenbelasting is, daarom noemen we dit een progressief belastingstelsel. (proportioneel is gelijk % ongeacht inkomen)

Slide 8 - Slide

Belastingvoordeel
Een deel van de betaalde hypotheekrente krijg je terug van de belasting. Dit noemen we ook wel een fiscaal voordeel.

Fiscaal voordeel is:
  • eenvoudige opgave: genoemd tarief IB x rentebedrag 
  • uitgebreide opgave: tarief IB x (rentebedrag - bijtelling IB) 

Slide 9 - Slide

Eigen woningforfait (EWF)

Slide 10 - Slide

Fiscaal voordeel hypotheek
Rente is fiscaal aftrekbaar

   Belastbaar inkomen uit werk 
+ Bijtelling eigen woning forfait (EWF)
- Betaalde hypotheekrente                              
= Belastbaar inkomen uit werk en woning 
Aftrekbare hypotheekrente = hypotheekrente - bijtelling EWF

Slide 11 - Slide

Netto hypotheeklasten
Hypotheeklasten na aftrek fiscaal voordeel

   Aflossing 
+ Rente
- IB-tarief x rente (aftrekbare rente)             
= Netto hypotheeklasten

Slide 12 - Slide