PS - par. 2 - VWO

2. Waarom doe je wat je doet?

Wat is aangeboren?

Nature            vs.

Menselijk gedrag bepaald door aangeboren (biologische) factoren.

Nurture

Aangeleerde (sociale) factoren.

Socialisatie

Het proces tijdens je opvoeding waarin je leert wat (ab)normaal gedrag is en wat (on)belangrijk is.

Expliciete socialisatie

Duidelijke schriftelijke of mondelinge regels (poster met schoolregels).

Impliciete socialisatie

Onbewuste socialisatie ('meisjesgedrag' bij jongens afkeuren of beeldvorming in de media).

Referentiekader

Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen

van waaruit iemand denkt en handelt. Een referentiekader wordt ook wel een ‘sociale
 bril’ genoemd

Acculturatie

Wanneer je op latere leeftijd in aanraking komt met een nieuwe cultuur en deze nog moet leren.

Enculturatie

Wanneer je vanaf je geboorte in een bepaalde cultuur opgroeit en deze met 'de paplepel wordt ingegoten'.

1. Autoritaire opvoeding

Strenge regels waar niet van afgeweken mag worden. Duidelijkheid, geen overleg.

2. Laisser-faire opvoeding

Vrije opvoeding waarbij de kinderen door de ouders aan hun lot worden overgelaten.

3. Permissieve opvoeding

Ouders en kind zijn min of meer gelijken. Overlegcultuur.

4. Autoratieve opvoeding

Ouders stellen de kaders maar hierbinnen is er overleg met de kinderen.

Internalisatie

Je hebt het gewenste gedrag eigen gemaakt en houdt je er automatisch aan. Zonder sociale controle.

Informele sancties

Als er ongeschreven regels worden geschonden

- uitgaansverbod nadat je dronken was.

- fluitconcert voor slechte voetballer.

Formele sancties

Als er wetten of regels worden overtreden.

- je bent strafbaar als je -18 alcohol in het openbaar hebt.

- schorsing na een rode kaart.