Kaptiel 3 F Sprechen G Schreiben

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Guten Tag!

Lernziele für heute

1. Je kunt het Umlaut uitspreken

2. Je kunt vragen stellen en beantwoorden over het thema school

3. Je kunt in korte zinnen je schooldag beschrijven

Laten we het huiswerk nakijken!

Buch Seiten 88, 89, 90

01:08

Wat zijn de lievelingsvakken van Rolly und Rita?

01:12

Wat hebben ze 1X per week?

01:27

Wat hebben ze te veel?

01:16

Wat hebben ze 2X per week?

Op welke school zit jij?

1. Auf welche Schule gehst du?
2. Auf welche Schule sitzt du?

Ik zit in de tweede klas.

1. Ich gehe in die achte Klasse.
2. Ich sitze in die achte Klasse.

Wat is jouw lievelingsvak?

1. Was ist dein Lieblingsfach?
2. Was ist mein Lieblingsfach?

Ik zit op de HAVO.

1. Ich gehe auf die Realschule.
2. Ich sitze auf die Realschule.

Wanneer heb je wiskunde?

1. Wann hast du Mathe?
2. Was hast du Mathe?

Om half vier hebben we wiskunde.

1. Um halb vier haben wir Mathe.
2. Um halb vier habe ich Mathe.

op maandag hebben we een toets.

1. Am Dienstag schreiben wir einen Test.
2. Am Montag schreiben wir einen Test.

In het derde uur maak ik huiswerk.

1. In der dritten Stunde machen wir Hausaufgaben.
2. In der dritten Stunde mache ich Hausaufgaben.

Duits vind ik leuk.

1. Deutsch finde ich toll
2. Deutsch finde ich langweilig.

Engels is mijn lievelingsvak.

1. Englisch ist mein Lieblingsfach.
2. Deutsch ist mein Lieblingsfach.

Tekst

Ich gehe auf die Hauptschule.

Ich gehe in die siebte Klasse.

Mein Lieblingsfach ist Mathe.

In welche Klasse gehst du?

Auf welche Schule gehst du?

Was ist dein Lieblingsfach?

Auf welche Schule
In welche Klasse
gehst du
geht sie

Naar/op welke school

In welke klas

ga/zit jij

gaat/zit zij

auf die Realschule
in die achte Klasse
ich gehe
sie geht

op de havo

in de tweede klas

ik ga/zit

zij gaat/zit

Was bedeutet: Wie sieht dein Stundenplan aus?

1. Hoe ziet je school eruit?
2. Wie zit er bij jou op school?
3. Wie zit er bij jou in de klas?
4. Hoe ziet jouw rooster eruit?

Um halb vier
habe ich/ haben wir
Am Montag
Wann hast du

om half vier

heb ik/hebben wij

op maandag

wanneer heb jij

Morgens
schreiben wir einen Test
In der dritten Stunde
mache ich Hausaufgaben

's morgens

hebben we een toets

het derde uur

maak ik huiswerk

Wie findest du
ist toll
finde ich nicht schwierig
ist mein Lieblingsfach

'Hoe vindt je

is leuk

vind ik niet moeilijk

is mijn lievelingsvak

Eine E-Mail schreiben

Een e-mail heeft 3 hoofddelen: 

1. Aanhef

2. Boodschap

3. Eindgroet

Vera

Lieber Peter,

danke für deine Einladung.

Leider kann ich nicht kommen, weil ich krank bin.

Viel Spaß bei deiner Geburtstagsparty!

Liebe Grüße

aanhef

boodschap

eindgroet

Laten we naar een e-mail kijken.

Laten we nu Lisa antwoorden. 

Gebruik daarvoor blz. 90 & 102

Schrijf Lisa een e-mail over jouw school. Verwerk de volgende punten in minstens 40 woorden:

1. Op welke school je zit.

2. In welke klas je zit.

3. Benoem een vak dat je op dinsdag hebt.

4. Wanneer je naar school gaat.

5. Je mening over 2 vakken.