2.3 Grammatica 1C1

1C1
Je leert …
dat er drie lidwoorden zijn: de, het en een;
dat een lw)voor een znw staat;
dat je deze in het meervoud kunt zetten;
dat het werkwoordelijk gezegde een zinsdeel is dat bestaat uit alle werkwoorden van de zin;
dat je zinnen in zinsdelen kunt verdelen.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1C1
Je leert …
dat er drie lidwoorden zijn: de, het en een;
dat een lw)voor een znw staat;
dat je deze in het meervoud kunt zetten;
dat het werkwoordelijk gezegde een zinsdeel is dat bestaat uit alle werkwoorden van de zin;
dat je zinnen in zinsdelen kunt verdelen.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Grammatica: woordsoorten
Woordsoort: lidwoord
Het Nederlands kent drie lidwoorden (lw): de, het en een. Lidwoorden staan vóór een zelfstandig naamwoord.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Woordsoort: zelfstandig naamwoord
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De meeste zelfstandige naamwoorden kun je in het meervoud zetten.
de roos
- de rozen 
het gezin  - de gezinnen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Zinsdeel: werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin vormen samen het werkwoordelijke gezegde (wg).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

 zin sdelen
Elke zin kun je in stukken verdelen. Deze stukken noem je zinsdelen. De woorden in een zinsdeel horen bij elkaar. Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit twee, drie of meer woorden.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Je maakt zinsdelen volgens twee stappen.
Zoek de persoonsvorm
Deze / zet / je tussen twee schuine streepjes.
Alle woorden die je samen voor de persoonsvorm kunt zetten, 
vormen één zinsdeel. 
Deze woorden / zet / je / ook / tussen twee schuine streepjes.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter heeft aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 8 - Slide

Wijs iemand aan
Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde.


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde.


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Oefening
Stap 3: welke woorden kunnen voor de persoonsvorm staan? Verander de volgorde van de zin.

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

Slide 12 - Slide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.
Oefening
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

...... | heeft | .................................| gegeven.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Oefening

De dokter | heeft| aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zoek de zinsdelen
  • Stap 1: zoek de persoonsvorm.

  • Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde. Het volledige wwg is één zinsdeel

  • Stap 3: verander de volgorde binnen de zin. Alles dat voor de persoonsvorm staat of kan staan, is een zinsdeel.


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordelijk gezegde
  • Doe-zinnen
  • Persoonsvorm + andere ww
  • Splitsbare werkwoorden: 
Hij ruimt de kamer op.
Zij valt de taart aan.
  • 'Te' en 'aan het' horend bij het ww: 
aan het zoeken, uit te lachen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Welke zin bestaat uit meer zinsdelen?
A
Bo kan hard slaan
B
De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 19 - Quiz

Vraag leerlingen om uitleg, waarom hebben ze voor A of B gekozen?
Het is een 'instinker' en ik verwacht dat er leerlingen zijn die dat wel inzien.

Zeggen: let goed op, want dan snap je aan het eind van de les waarom de korte zin meer zinsdelen heeft dan de lange zin én kun je van beide zinnen vertellen uit hoeveel zinsdelen het bestaat.
De baby slaapt zacht

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

In de middag probeerde hij te leren

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

De harige spin weefde het mooiste web

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Op het terras valt de plant opeens om

Slide 23 - Open question

Moeilijk, want een splitsbaar werkwoord en een dubbelzinnige zin. 

Typ de zin over en verdeel de zin in zinsdelen.

Premier Rutte heeft nieuwe coronamaatregelen afgekondigd.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions


Typ de zin over en verdeel de zin in zinsdelen.
Wildlands in Emmen wordt jaarlijks door heel veel  gezinnen bezocht.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions


Typ de zin over en verdeel de zin in zinsdelen.
Alle bladeren van de loofbomen zullen in de herfst een andere kleur krijgen.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Samenvattend
Zinsdelen zijn woorden in een zin die bij elkaar horen

Drie stappen: zoek de persoonsvorm, zoek de rest van het wwg, probeer welke (groepjes) woorden vóór de persoonsvorm kunnen staan.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions