Grammatica zinsdelen H1: persoonsvorm + zinsdelen 25 nov

Nederlands
B1H
19 sept
haa
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
B1H
19 sept
haa

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Grammatica zinsdelen 
persoonsvorm + zinsdelen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel en lesplanning
Doel: je kent drie manieren om de persoonsvorm te vinden en je kunt een zin verdelen in zinsdelen. 

Planning:
  • Voorkennis ophalen - basisschool
  • Uitleg persoonsvorm vinden (drie manieren)
  • Uitleg zin in zinsdelen verdelen 
  • Opdracht 2 maken en bespreken 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog over
grammatica zinsdelen
van de basisschool?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Grammatica zinsdelen 
  • 'Achtergrond' zinsbouw
  • Makkelijker vreemde taal leren

Wij begrijpen taal door woorden in groepen bij elkaar te denken. Elke woordgroep heeft een functie (een doel). 

Mijn ouders en ik / zullen / morgen / naar de Efteling / gaan. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm - functie
Mijn ouders en ik / gaan / morgen / naar de Efteling.

  • Geeft het getal (enkelvoud/meervoud) aan
  • Geeft de tijd aan van een zin (tegenwoordige/verleden tijd)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis: hoe vind je de persoonsvorm van een zin?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Persoonsvorm - hoe te vinden?
Mijn ouders en ik / gaan / morgen / naar de Efteling.

- Zin vragend maken > eerste ww vooraan, is de pv
- Zin van tijd veranderen  > ww dat verandert, is de pv 
- Zin van getal veranderen > ww dat verandert, is de pv


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Ik bak pannenkoeken met een nieuwe pan.
Ik bakte pannenkoeken met een nieuwe pan.
Ik bak pannenkoeken met een nieuwe pan. 
Bak ik pannenkoeken met een nieuwe pan?
Ik bak pannenkoeken met een nieuwe pan.
Ik en mijn zusje bakken pannenkoeken met een nieuwe pan.
Zin is van tijd veranderd.
Zin is van getal veranderd.
Zin is vragend gemaakt.

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Op Insta heeft Marnix meer dan 700 vrienden verzameld.
A
Heeft
B
Verzameld
C
Marnix
D
meer

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wat hebben jullie dit weekend gedaan?
A
Wat
B
hebben
C
gedaan
D
jullie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De helikopter is zojuist opgestegen vanaf het verlichte wegdek.
A
is
B
opgestegen
C
verlichte
D
zojuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Zinsdelen
  • Zinnen bestaan uit zinsdelen 
  • Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. 
  • Voor de persoonsvorm staat maar één zinsdeel. 
  • Let op: de werkwoorden staan soms apart van elkaar in een zin, maar zijn wel één zinsdeel

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter heeft aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 14 - Slide

Wijs iemand aan
Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde.


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zoek de zinsdelen

Stap 2: zoek de rest van het werkwoordelijk gezegde.


Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Oefening
Stap 3: welke woorden kunnen voor de persoonsvorm staan? Verander de volgorde van de zin.

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

Slide 18 - Slide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.
Oefening
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

...... | heeft | .................................| gegeven.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Oefening

De dokter | heeft| aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Zijn de zinsdeelstreepjes goed geplaatst?

Dit jaar zal / niemand / van klas 2A / doubleren.
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de zinsdeelstreepjes goed geplaatst?

De meeste / leerlingen / waren / wel in / voor een grapje.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de zinsdeelstreepjes goed geplaatst?

Zetten / jullie / de afvalcontainer / op tijd / buiten?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Evaluatie van de les: leg in je eigen woorden uit wat zinsdelen zijn.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions