8.3 Democratisering in Nederland

8.3 Democratisering in Nederland
Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900
Democratisering?  Wat zou dat zijn?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

8.3 Democratisering in Nederland
Tijdvak 8 Tijd van burgers en Stoommachines 1800 - 1900
Democratisering?  Wat zou dat zijn?

Slide 1 - Slide

Wat is de Industriële Revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.

Slide 2 - Quiz

Wat was geen oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 3 - Quiz

Wat is geen gevolg van de industriële revolutie
A
Modern Imperialisme
B
Urbanisatie
C
Sociale Kwestie
D
Landbouwrevolutie

Slide 4 - Quiz

Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
De slechte levensomstandigheden van de arbeiders en het besef dat hier een oplossing voor moest komen
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.

Slide 5 - Quiz

1. Je kunt uitleggen waarom burgers in 1848 in opstand kwamen en welke politieke gevolgen dit in Nederland kreeg.

2. Je kunt de opkomst van het feminisme als emancipatie-beweging verklaren en beschrijven.

3. Je kent de verschillende posities en maatschappelijke kwesties die werden ingenomen door de liberalen, socialisten en confessionelen.

4. Je kunt de standpunten over de Schoolstrijd en de het algemeen kiesrecht benoemen en verklaren.

5. Je kunt beschrijven hoe de democratisering in Nederland verliep.
leerdoelen

Slide 6 - Slide

 34. De opkomst van emancipatiebewegingen

35. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.

36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Kenmerkende aspecten
Leg het KA uit in je eigen woorden.

Slide 7 - Slide

De nieuwe grondwet van 1848
  • Nadat Napoleon verslagen was Nederland een Koninkrijk: Willem I
  • 1840 Willem II op de troon
  • Ministers moeten verantwoording afleggen aan de koning
  • Parlement heeft weinig macht/bevoegdheden.
  • 1848 Revolutiejaar.
  • Liberalen aan de macht 

Slide 8 - Slide

revolutiejaar 1848
  • Rijke ondernemers (liberalen) vonden dat zij capaciteiten bezaten om het land te regeren. 
  • 1848 revolutiejaar in Europa/rellen in Amsterdam en Den Haag.
  • Oorzaak revoluties rellen --> economisch --> misoogsten, hoge voedselprijzen.
  • Gevolg revoluties --> politiek --> machtsverdeling moest worden herzien.
  • Macht van koning naar parlement (waar veel liberalen zaten)
  • Koning Willem II geeft Thorbecke opdracht nieuwe grondwet te schrijven

Slide 9 - Slide

Liberalen
Thorbecke schrijft nieuwe (liberale) grondwet met burgerlijke vrijheden:
- Vrijheid van meningsuiting, godsdienst, drukpers, vergadering.
- Censuskiesrecht (rijke burgers mochten stemmen --> de liberalen).
- Koning staatshoofd, maar geen regeringsleider meer.
- Ministers leggen geen verantwoording meer af aan koning, maar aan het parlement.

Slide 10 - Slide

opdracht 2 blz 154

Slide 11 - Slide

Emancipatie in de politiek
Censuskiesrecht --> rijken die genoeg belasting betaalden mochten stemmen. Arbeiders niet, socialisten wilden daar verandering in brengen.
Socialisten wilden daarmee politieke invloed krijgen in het parlement.

Slide 12 - Slide

Emancipatie in de politiek
Confessionelen (protestanten en katholieken) wilden ook politieke invloed. Nederland was sinds de Opstand een protestants land.
Katholieken voelden zich achtergesteld (wilden emanciperen).
Achterdocht bij protestanten tegenover katholieken.
Maar ze hadden een behoorlijke hoeveelheid overeenkomsten wat betreft politieke doelen. --> Schoolstrijd

Slide 13 - Slide

Abraham Kuyper (ARP)
Protestant
Schaepman (RKSP)
Katholiek

Slide 14 - Slide

Schoolstrijd
  • Vrijheid van onderwijs
  • Maar alleen Openbare scholen kregen geld van de overheid
  • Eis confessionelen: financiële gelijkstelling openbaar en christelijk onderwijs (bijzonder onderwijs).
  • 1917 Financiële gelijkstelling wordt gerealiseerd. Einde schoolstrijd. 

Slide 15 - Slide

Democratisering
  • Roep om uitbreiding kiesrecht
  • 1887 Caoutchouc artikel --> uitbreiding kiesrecht (kentekenen van Algemene geschiktheid --> mensen die konden lezen en schrijven) 
  • Kiesrecht werd steeds verder uitgebreid
  • 1917 Algemeen mannenkiesrecht (passief vrouwenkiesrecht)
  • 1919 Algemeen Kiesrecht (ook vrouwen mochten stemmen)

Slide 16 - Slide

Pacificatie 1917
  • Strijd om Algemeen (mannen)kiesrecht en de schoolstrijd.
  • Socialisten wilden Algemeen mannenkiesrecht
  • Confessionelen wilden dat de overheid het christelijk onderwijs betaalde.
  • Socialisten en confessionelen hadden samen meerderheid in het parlement.
  • Sluiten een deal, steunen elkaars idealen.
  • Pacificatie (=vredesluiting) einde strijd om algemeen kiesrecht en schoolstrijd.

Slide 17 - Slide

opdracht 3 blz 154

Slide 18 - Slide

opdracht 6 a t/m d blz 155

Slide 19 - Slide

opdracht 8 blz 155

Slide 20 - Slide