Quizvragen examen havo

Quizvragen examen havo
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quizvragen examen havo

Slide 1 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

A
Samenvatting van elke alinea
B
Belangrijkste mededeling v/d tekst in één zin
C
Titel van de tekst
D
Conclusie van de auteur

Slide 2 - Quiz

Welk van onderstaande is een objectief tekstdoel?

A
Overtuigen
B
Beschouwen
C
Amuseren
D
Informeren

Slide 3 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?
A
Ten eerste
B
Daardoor
C
Echter
D
Omdat

Slide 4 - Quiz

Wat is een kenmerk van een betoog?
A
Meerdere kanten van een onderwerp belichten
B
Vermaken
C
Mening onderbouwen met argumenten
D
Een gebeurtenis beschrijven

Slide 5 - Quiz

Welke drogreden zit er in deze redenering? “Als we geen vuurwerk meer mogen afsteken, kunnen we net zo goed Oud & Nieuw afschaffen.”
A
onjuist beroep autoriteit
B
overdrijven voor- en nadelen
C
cirkelredenering
D
vals dilemma

Slide 6 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een standpunt?
A
Mening van de schrijver
B
Beschrijving van een feit
C
Conclusie op basis van feiten
D
Onderwerp dat besproken wordt.

Slide 7 - Quiz

Wat moet je doen in een samenvattingsopdracht bij leesvaardigheid?
A
Je mening geven over de tekst
B
Details herhalen
C
Begin en eind samenvatten
D
Hoofdzaken kort en helder weergeven.

Slide 8 - Quiz

Wat is een subjectieve tekst?
A
Tekst met feiten
B
Tekst met meningen
C
Neutrale tekst
D
Tekst met informatie

Slide 9 - Quiz

Welke functie heeft het tekstgedeelte: “Toch blijkt uit recent onderzoek dat jongeren juist meer lezen.”?
A
Inleiding
B
Tegenstelling
C
Voorbeeld
D
Samenvatting

Slide 10 - Quiz

Wat is een argument op basis van gezag of autoriteit?
A
Ik denk dat het zo is, want ik voel dat gewoon
B
Volgens een hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam is dit schadelijk
C
Iedereen vindt dit, dus het zal wel kloppen
D
Als we dit nu niet aanpakken, gaat het mis

Slide 11 - Quiz

In welk teksttype wordt vooral een mening onderbouwd met argumenten?
A
Beschouwing
B
Verhaal
C
Betoog
D
Uiteenzetting

Slide 12 - Quiz

Een tekst heeft als opbouw: inleiding – middenstuk – slot. Wat hoort er in het slot?
A
Toelichting op de inleiding
B
Uitleg van de structuur
C
Samenvatting of conclusie
D
Bronvermelding

Slide 13 - Quiz

Welke van onderstaande beweringen is een voorbeeld van een cirkelredenering?
A
We moeten die film niet kijken, want hij is echt slecht
B
Ik weet zeker dat ik gelijk heb, want ik ben ervan overtuigd
C
Het klimaat verandert, dus we moeten nu actie ondernemen.
D
De docent heeft altijd gelijk, want hij weet veel over dat onderwerp.

Slide 14 - Quiz

Wat is er mis met deze redenering: ‘Je moet niet naar hem luisteren, want hij draagt altijd rare kleren?'
A
Onjuist beroep autoriteit
B
Persoonlijke aanval
C
Cirkelredenering
D
Onjuist oorzaak-gevolg

Slide 15 - Quiz