Grammatica-woordsoorten-periode 2

grammatica
woordsoorten
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

grammatica
woordsoorten

Slide 1 - Slide

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 2 - Open question

Vandaag:
gaan we de theorie over de woordsoorten van de afgelopen anderhalf jaar herhalen

Slide 3 - Slide

redekundig

1. pv
2. andere werkwoorden
3. zinsdelen
4. wg of ng
5. ow
6. lv
7. mv
8. vzv
9. bwb
taalkundig

- bijvoeglijk naamwoord
- zelfstandig naamwoord
- lidwoord (bepaald/onbepaald)
- hww/zww/kww
- voorzetsel
- bijwoord

Slide 4 - Slide

(Sven) is gisteren naar school gefietst.
A
zn
B
bn
C
bw
D
vz

Slide 5 - Quiz

Sven (is) gisteren naar school gefietst.
A
hww
B
zww
C
kww
D
vz

Slide 6 - Quiz

Sven is (gisteren) naar school gefietst.
A
zn
B
bn
C
bw
D
vz

Slide 7 - Quiz

Sven is gisteren (naar) school gefietst.
A
zn
B
bn
C
bw
D
vz

Slide 8 - Quiz

Sven is gisteren naar (school) gefietst.
A
zn
B
bn
C
bw
D
vz

Slide 9 - Quiz

Sven is gisteren naar school (gefietst).
A
zn
B
hww
C
zww
D
kww

Slide 10 - Quiz

Mijn (nichtje) schijnt erg groot te zijn geworden.
A
zn
B
hww
C
zww
D
kww

Slide 11 - Quiz

Mijn nichtje (schijnt) erg groot te zijn geworden.
A
zn
B
hww
C
zww
D
kww

Slide 12 - Quiz

Mijn nichtje schijnt (erg) groot te zijn geworden.
A
zn
B
bw
C
bn
D
vz

Slide 13 - Quiz

Mijn nichtje schijnt erg (groot) te zijn geworden.
A
zn
B
bw
C
bn
D
vz

Slide 14 - Quiz

Mijn nichtje schijnt erg groot te (zijn) geworden.
A
hww
B
zww
C
kww
D
bw

Slide 15 - Quiz

Mijn nichtje schijnt erg groot te zijn (geworden).
A
hww
B
zww
C
kww
D
bw

Slide 16 - Quiz

Welke woordsoort vind je nog lastig?
bn
zn
hww
zww
kww
bw
vz
geen

Slide 17 - Poll

Nu:
maak de oefening

Slide 18 - Slide

Vandaag:
- gaan we oefenen met de nieuwe woordsoorten

Slide 19 - Slide

Voornaamwoorden:
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- wederkerend voornaamwoord
- wederkerig voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord

Slide 20 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
Alle woorden die verwijzen naar personen (geen namen):

ik, jij, hij, zij, het, wij, hun, hen, ons, u etc.

Ik loop op straat.
Zij geeft haar boek aan ons

Slide 21 - Slide

pers. vnw
Wij hebben hun een cadeau gegeven.

Slide 22 - Open question

bezittelijk voornaamwoord
- Er volgt een bezit. 

mijn (fiets), jouw (fiets), uw, onze, hun, jullie

Geef me jouw boek eens even. 
Uw auto staat daar geparkeerd.

Slide 23 - Slide

bez. vnw
Hebben jullie zijn moeder gezien?

Slide 24 - Open question

wederkerend voornaamwoord
- keert weder = komt weer terug
Er wordt een persoon genoemd. Later in de zin wordt die persoon nog een keer genoemd met een ander woord.
me, je, jullie, ons, zich etc.

- Hij (pers. vnw) schaamt zich (wk vnw).
- Was je (pers. vnw) je (wk vnw) zo nog even?

Slide 25 - Slide

wk vnw
Bij het schillen van de appels heb ik me gesneden.

Slide 26 - Open question

wederkerig voornaamwoord 
elkaar, mekaar, elkander 

Wij hebben elkaar een knuffel gegeven. 
elkaar = wkg

Slide 27 - Slide

Geven jullie elkaar de antwoorden?

Slide 28 - Open question

aanwijzend voornaamwoord
Woordjes waarmee je dingen aan kunt wijzen.

'Die, dat, dit, deze, zulke, zo'n, datgene, diegene

Heb jij dat meisje zien fietsen?
dat = aw. vnw

Slide 29 - Slide

a. vnw
Deze schoenen heb ik vorige week gekocht.

Slide 30 - Open question

Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Wie, wat, welke, wat voor (een)

Wie gaat er vanavond mee?
Wie = vr. vnw

Let op: woorden zoals 'waar' 'wanneer' en 'waarom' zijn bijwoorden. 

Slide 31 - Slide

vr. vnw
Weet jij welke filmster een Oscar heeft gewonnen?

Slide 32 - Open question

Onbepaald voornaamwoord
Blijven vaag.
alles, iets, iedereen, elk, iemand, niemand, andere(n), sommige(n), enkele, menig, enig, verscheidene, 

Ik heb alles al ingepakt.
alles = onb. vnw

Slide 33 - Slide

onb. vnw
Sommige mensen bellen niemand.

Slide 34 - Open question

Welk voornaamwoord vind je lastig?
persoonlijk
bezittelijk
wederkerend
wederkerig
aanwijzend
vragend
onbepaald
geen

Slide 35 - Poll

Aan de slag!
Pak je grammaticaboekje. 

Slide 36 - Slide