3H/3V H5 Samenvatting

Wat is de eenheid van s?
A
m
B
m/s
C
s
D
m/s2
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de eenheid van s?
A
m
B
m/s
C
s
D
m/s2

Slide 1 - Quiz

Wat is het symbool voor afstand
A
a
B
s
C
v
D
t

Slide 2 - Quiz

Je wilt van m/s naar km/h gaan.
Hoe doe je dit?
A
: 3,6
B
x 3,6
C
: 9,8
D
x 9,8

Slide 3 - Quiz

Hoe ziet het (s,t)-diagram van een eenparige beweging eruit
A
horizontale lijn
B
parabool
C
schuine (toenemende )lijn
D
schuine (afnemende) lijn

Slide 4 - Quiz

Hoe ziet het (s,t)-diagram van een eenparig versnelde beweging eruit?
A
horizontale lijn
B
parabool
C
schuine (toenemende) lijn
D
schuine (afnemende) lijn

Slide 5 - Quiz

Hoe ziet (v,t)-diagram van een eenparige beweging eruit?
A
horizontale lijn
B
parabool
C
schuine (horizontale) lijn
D
schuine (afnemende) lijn

Slide 6 - Quiz

Hoe ziet het (v,t)-diagram van een eenparig versnelde beweging eruit?
A
horizontale lijn
B
parabool
C
schuine (toenemende) lijn
D
schuine (afnemende) lijn

Slide 7 - Quiz

Wat is de formule voor het berekenen van de versnelling?
A
snelheid : tijd
B
snelheid x tijd
C
afstand : tijd
D
afstand x tijd

Slide 8 - Quiz

Hoe groot is je versnelling tijdens een vrije val?
A
3,6 m/s2
B
6,3 m/s2
C
8,9 m/s2
D
9,8 m/s2

Slide 9 - Quiz

Welke factor heeft er geen invloed om de grootte van de luchtwrijving?
A
oppervlakte van het voorwerp
B
snelheid van het voorwerp
C
de massa van het voorwerp
D
de dichtheid van de lucht

Slide 10 - Quiz

Wat weet je over de beweging als Fres in de bewegingsrichting is?
A
het voorwerp versnelt
B
het voorwerp vertraagd
C
het voorwerp heeft een constante snelheid
D
het voorwerp staat stil

Slide 11 - Quiz

Wat weet je over de beweging als Fres tegen de bewegingsrichting in is?
A
het voorwerp versnelt
B
het voorwerp vertraagd
C
het voorwerp heeft een constante snelheid
D
het voorwerp staat stil

Slide 12 - Quiz

Wat weet je over de beweging als Fres = 0 N?
A
het voorwerp versnelt
B
het voorwerp vertraagd
C
het voorwerp heeft een constante snelheid
D
het voorwerp staat stil

Slide 13 - Quiz

Bereken de massa van het voorwerp als: Fres = 7500 N en a = 5 m/s2
A
37,5 kg
B
150 kg
C
1500 kg
D
37500 kg

Slide 14 - Quiz

Wanneer heeft een voorwerp een grote traagheid?
A
bij een kleine massa
B
bij een grote massa
C
bij een klein volume
D
bij een groot volume

Slide 15 - Quiz