Hoofdstuk 4.3 Lezen: les 2; Uitleggend tekstverband en signaalwoorden

Hoofdstuk 4.3 Lezen
Les 2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4.3 Lezen
Les 2

Slide 1 - Slide

Doelen van dit hoofdstuk:
Je weet wat beeld en opmaak in een tekst zijn.

Je kunt signaalwoorden voor een uitleggend tekstverband in een tekst herkennen.

Je weet wat een leespubliek is.

Slide 2 - Slide

Leertekst: Beeld en opmaak
Een schrijver plaatst zijn tekst niet zomaar op een bladzijde. Hij houdt hierbij rekening met beeld en opmaak: de manier waarop de tekst is vormgegeven. Bijvoorbeeld:
- de verdeling van de tekst over de bladzijde;
- de keuze van de soort letters;
- de keuze van de kleuren;
- de keuze van de plaatjes bij de tekst.

Veel bedrijven hebben een eigen manier van vormgeven. Ze hebben een eigen huisstijl. Ze hebben bijvoorbeeld een logo en gebruiken altijd dezelfde kleuren en plaatjes. Het doel is dat de lezers direct herkennen van welk bedrijf de informatie is.

Slide 3 - Slide

Op welke manier is in de afbeelding hiernaast gebruikgemaakt van beeld en opmaak?

Slide 4 - Slide

Op welke manier is in de afbeelding hiernaast gebruikgemaakt van beeld en opmaak?
- De tekst staat boven en onder het plaatje.
- De flessen zijn in de vorm van een hart gerangschikt.
- De letters van het woord 'iedereen' zijn roze.
- De woorden 'doet bijna' zijn klein geschreven.

Slide 5 - Slide

Waarom past het beeld goed bij de zin Scheiden doet bijna iedereen uit liefde?

Slide 6 - Slide

Waarom past het beeld goed bij de zin Scheiden doet bijna iedereen uit liefde?
Je ziet flessen. Deze moeten bij het afval worden gescheiden. De flessen vormen een hart. Een hart is een symbool voor de liefde.

Slide 7 - Slide

timer
0:45
Welke tekstverbanden kun je nog benoemen?

Slide 8 - Mind map

Uitleg: tekstverband
  • Tekstverband maakt een tekst logisch
  • Tekstverbanden zorgen ervoor dat de tekst één tekst is
  • Verbind alinea's/zinnen met elkaar

Slide 9 - Slide

Uitleggend tekstverband
Het nieuwe tekstverband dat je moet kennen is het uitleggend tekstverband.
Dit tekstverband geeft een uitleg of voorbeeld aan. 
Dit tekstverband komt vaak voor in informatieve teksten.

De signaalwoorden die bij dit tekstverband horen zijn: bijvoorbeeld, zo, zoals, ter illustratie.


Slide 10 - Slide

Leespubliek
Leespubliek: het publiek (de mensen) voor wie is het geschreven.

Als je wilt weten voor welk publiek het geschreven is, kun je letten op de bron, het onderwerp, de woordkeus, de zinsbouw en soms ook de afbeeldingen.

Slide 11 - Slide

Voor welk leespubliek zijn de volgende tijdschriften geschreven?
1 National Geographic Junior
2 Libelle
3 Girlz!

Slide 12 - Slide

Voor welk leespubliek zijn de volgende tijdschriften geschreven?
1 National Geographic Junior
 voor kinderen en jongeren
2 Libelle
voor vrouwen
3 Girlz!
voor pubermeiden

Slide 13 - Slide

Waaraan kun je vaak zien voor welk leespubliek een tekst is geschreven?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
bron
B
onderwerp
C
taalgebruik
D
plaatjes

Slide 14 - Quiz

Ben je al bezig met het (her)lezen van je boek?
timer
0:20
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

timer
0:45
Vragen?

Slide 16 - Mind map

Huiswerk
Hoofdstuk 4.3 Lezen
Maken opdracht 8 t/m 13
Boek lezen!

Slide 17 - Slide

timer
0:45
Wat kun je allemaal vertellen over beeld en opmaak (uit je hoofd)?

Slide 18 - Mind map

Theorie: beeld en opmaak
Beeld en opmaak = de manier waarop de tekst is weergegeven.
Met beeld en opmaak maakt een schrijver zijn tekst aantrekkelijk maken voor de lezer.
Beeld = de afbeelding die met de tekst is gecombineerd.
Functies: aandacht trekken / als illustratie / voorbeeld / extra informatie

Opmaak = alles wat de schrijver met de uiterlijke vorm van de tekst doet.
Bijvoorbeeld: tekstverdeling, lettertype, lettergrootte, kleur, enz.


Slide 19 - Slide

Tekstdoelen

Slide 20 - Slide

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 21 - Mind map

Sleepvraag: Sleep de juiste tekstsoort naar het juiste tekstdoel
amuseren
informeren
overtuigen
activeren

Slide 22 - Drag question

Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?
Activeren
Amuseren
Uitleggen
Informeren
Overtuigen

Slide 23 - Drag question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'zoals' aan?
A
Opsommend
B
Tijdsvolgorde
C
Tegenstellend
D
Uitleggend

Slide 24 - Quiz

'Bijvoorbeeld'
A
Samenvattend tekstverband
B
Uitleggend tekstverband
C
Tegenstellend tekstverband
D
Samenvattend tekstverband

Slide 25 - Quiz