Wetenschappelijke notatie en eenheden van tijd

Wetenschappelijke notatie en eenheden van tijd
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wetenschappelijke notatie en eenheden van tijd

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Match de getallen met de macht van 10
0,1
0,001
100
10
10-1
102
101
10-3

Slide 3 - Drag question

Schrijf het getal in de wetenschappelijk notatie. Rond af op één decimaal.


  0, 000 123 = 
Deze zijn over :
x 10-6
x 10-5
x 10-4
x 10-3
12,3
1,2
1,23
0,12

Slide 4 - Drag question

Schrijf het getal in de wetenschappelijk notatie. Rond af op één decimaal.


  0,000265 = 
Deze zijn over :
x 10-6
x 10-5
x 10-4
x 10-3
3,0
2,7
2,6
2,5

Slide 5 - Drag question


1,234 x 10-1  = ....... 
A
12,34
B
1,0234
C
0,1234
D
12340

Slide 6 - Quiz


1,234 x 10-2  = ....... 
A
0,1234
B
0,01234
C
0,001234
D
0,0001234

Slide 7 - Quiz

520
2311
0,02510
0,1713
36×419
De twee kolommen aan de rechterkant staan in verkeerde volorde. Horizontaal moeten alle getallen kloppen.
9,9 x 10-11
9,90 x 1012
9,54 x 10-17
9,54 x 1013
9,53 x 1014
9 894 604 649 984
0,000 000 000 099 045 780 329 059 37
0,000 000 000 000 000 095 367 431 640 625
952 809 757 913 927
95 367 431 640 625

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

125 minuten = .....uren en ..... minuten

Slide 11 - Open question

220 seconden = .....minuten
en ..... seconden

Slide 12 - Open question

13,9 uren = ....uren en .... minuten

Slide 13 - Open question

5,6 jaren = ....jaren en .... dagen

Slide 14 - Open question

Lise gaat op de fiets naar haar vriendin. Ze heeft om 14:00 uur afgesproken. Lise moet 12 km fietsen. Ze vertrekt om 13:20 uur. Lise fietst gemiddeld 15 km per uur. Is Lise op tijd bij haar vriendin? Noteer de berekening.

Slide 15 - Open question

Huiswerk
Maken opgave 37, 38, 45, 46 en 48

Slide 16 - Slide