Wetenschappelijke notatie en eenheden van tijd

Wetenschappelijke notatie en eenheden van tijd
1 / 20
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wetenschappelijke notatie en eenheden van tijd

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
Opgave 28
a. 384.000.000
b. 384.000.000 : 10 : 10 : 10 = 384.000 km
Opgave 30
a. 9.460.000.000.000.000 meter
b. 3.156.000.000 seconden
c. 110.000.000.000.000 cellen

Slide 2 - Slide

Wat is de wetenschappelijke notatie van 602.000.000.000.000?
A
60,2x1013
B
6,02x1015
C
602x1012
D
6,02x1014

Slide 3 - Quiz

Wat is de wetenschappelijk notatie van 152500
A
1,52500 x 10^5
B
15,25 x 10^5
C
1,525 x 10^5
D
1,525 x 10^6

Slide 4 - Quiz

Doel van de les
Aan het eind van de les kun je:
  • De wetenschappelijke notatie gebruiken bij kleine getallen
  • Alle eenheden van tijd
  • Rekenen met tijd

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Match de getallen met de macht van 10
0,1
0,001
100
10
10-1
102
101
10-3

Slide 7 - Drag question

Schrijf het getal in de wetenschappelijk notatie. Rond af op één decimaal.


  0, 000 123 = 
Deze zijn over :
x 10-6
x 10-5
x 10-4
x 10-3
12,3
1,2
1,23
0,12

Slide 8 - Drag question

Schrijf het getal in de wetenschappelijk notatie. Rond af op één decimaal.


  0,000265 = 
Deze zijn over :
x 10-6
x 10-5
x 10-4
x 10-3
3,0
2,7
2,6
2,5

Slide 9 - Drag question


1,234 x 10-1  = ....... 
A
12,34
B
1,0234
C
0,1234
D
12340

Slide 10 - Quiz


1,234 x 10-2  = ....... 
A
0,1234
B
0,01234
C
0,001234
D
0,0001234

Slide 11 - Quiz

520
2311
0,02510
0,1713
36×419
De twee kolommen aan de rechterkant staan in verkeerde volorde. Horizontaal moeten alle getallen kloppen.
9,9 x 10-11
9,90 x 1012
9,54 x 10-17
9,54 x 1013
9,53 x 1014
9 894 604 649 984
0,000 000 000 099 045 780 329 059 37
0,000 000 000 000 000 095 367 431 640 625
952 809 757 913 927
95 367 431 640 625

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

125 minuten = .....uren en ..... minuten

Slide 15 - Open question

220 seconden = .....minuten
en ..... seconden

Slide 16 - Open question

13,9 uren = ....uren en .... minuten

Slide 17 - Open question

5,6 jaren = ....jaren en .... dagen

Slide 18 - Open question

Lise gaat op de fiets naar haar vriendin. Ze heeft om 14:00 uur afgesproken. Lise moet 12 km fietsen. Ze vertrekt om 13:20 uur. Lise fietst gemiddeld 15 km per uur. Is Lise op tijd bij haar vriendin? Noteer de berekening.

Slide 19 - Open question

Huiswerk
Maken opgave 37, 38, 45, 46 en 48

Slide 20 - Slide