Hoofdgedachte -> een volledig zin die het belangrijkste samenvat wat er over het onderwerpen wordt geschreven. -> precies lezen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een 'tekstverband'.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Tekstverbanden
chronologisch tekstverband
opsommend tekstverband
tegenstellend tekstverband
toelichtend verband
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Zelf aan de slag
Maak opdracht 1 op blz. 103
We bespreken de opdracht over 15 min.
timer
15:00
Slide 15 - Slide
Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
1. freerunning
2. Eigen antwoord
3. (1) hotel-, bioscoop- en casinocomplex; (2) springen van hoge stoepranden, maken salto’s op bankjes en halen ook nog andere acrobatische trucs uit.
4. freerunners (de toelichting volgt na ‘zoals’)
Slide 16 - Slide
Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
5. Bijvoorbeeld: (1) hoogteverschillen, muurtjes en buizen (al. 3); (2) Maikel/Nino + de film (als ‘instanties’ waarvan/van wie je freerunning kunt leren).
6. maar
7. Het ziet er gevaarlijk uit. / Het lijkt gevaarlijk. ↔ Het is niet gevaarlijk.
Slide 17 - Slide
Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
8 (1) eerst; (2) vervolgens; (3) pas dan
Slide 18 - Slide
Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
10. (1) elf jaar geleden; (2) nu
11. Elf jaar geleden trainde er wel honderd man tegelijk bij station Kersenboogerd. ↔ Nu komen mensen niet meer zo snel van heinde en verre naar Hoorn.
Slide 19 - Slide
Antwoorden opdracht 1 - blz. 103
12. Nu komen mensen niet meer zo snel van heinde en verre naar Hoorn. ↔ Op een gemiddelde zaterdag traint er vijf man bij station Kersenboogerd, onder wie de 15-jarige Kyle Pentney uit Bovenkarspel [dat ligt ongeveer 15 kilometer van Hoorn].
Slide 20 - Slide
Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
1. het toenemende sportschoolbezoek van jongens / steeds meer jongens naar de sportschool
c. zitten in de piepzak (al. 3): maken zich zorgen
d. adolescenten (al. 3): jongvolwassenen (15-20 jaar)
e. data (al. 4): gegevens
f. streven (al. 4): doel dat je probeert te bereiken
Slide 22 - Slide
Antwoorden opdracht 4.3 - blz. 106 - 107
f. streven (al. 4): doel dat je probeert te bereiken
g. subtiel (al. 5): zeer klein
h. aanleg (al. 6): talent
i. proporties (al. 6): afmetingen
j. zich conformeren aan (al. 7): zich aanpassen aan
Slide 23 - Slide
Antwoorden opdracht 4.3 - blz. 106 - 107
4. De inleiding bestaat uit alinea 1 en 2. In die alinea’s wordt het onderwerp geïntroduceerd.
5. De waarneming dat steeds meer jongens aan krachttraining doen om er goed uit te zien.
Slide 24 - Slide
Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
6. (1) Onbegeleid aan zware gewichten hangen zou niet goed zijn voor jongeren in de groei.
6. (2) Jongeren zouden makkelijk naar middelen grijpen die helpen bij het afslanken of bij de vorming van spieren, omdat ze in hun streven naar een gespierd bovenlijf te snel resultaten willen.
7. het feit dat veel sportscholen de leeftijdsgrens voor een lidmaatschap verlaagden, met alle gevolgen van dien (zie het antwoord op vraag 6)
Slide 25 - Slide
Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
8. Ze denkt dat jongeren zonder deskundige begeleiding gaan experimenteren met afslank- en spiervormende middelen, en ze verwacht dat ze daardoor problemen zullen krijgen met hun gezondheid.
9. Via fitness een gespierd lichaam krijgen, is erg moeilijk (mening). Het kost veel tijd (argument), veel moeite (argument) en je moet er aanleg voor hebben (argument).
Slide 26 - Slide
Antwoorden opdracht 4 - blz. 106 - 107
10. gespierd, sterk, slank en succesvol.
11. Met ‘Slaaf van je spieren’ wordt bedoeld dat de omvang van je spieren je leven bepaalt. (Je bent niet ‘vrij’: je moet steeds maar naar de sportschool en, als het resultaat van de training niet voldoende is, ga je middelen gebruiken waarvan je slanker wordt of waarvan je spiervorming krijgt.)
12. Steeds meer jongens gaan naar de sportschool om (te voldoen aan de eis om) er goed uit te zien.
Slide 27 - Slide
Je kunt nu verschillende verbanden in teksten herkennen aan de hand van signaalwoorden.