Taalavontuur: Test je Nederlands op MBO Niveau 2

Taalavontuur: Test je Nederlands op MBO Niveau 2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalavontuur: Test je Nederlands op MBO Niveau 2

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je je kennis van Nederlands op mbo niveau 2 testen en verbeteren.

Slide 2 - Slide

Wat weet je al over de vaardigheden en kennis van Nederlands op mbo niveau 2?

Slide 3 - Mind map

Spelling Quiz
Vraag 1: Wat is de juiste spelling? A) Interresant B) Interessant C) Intressant

Slide 4 - Slide

Grammatica Quiz
Vraag 2: Welke zin is correct? A) Hij heeft zijn boek vergeten. B) Hij heeft zijn boek verget. C) Hij heeft zijn boek vergete.

Slide 5 - Slide

Woordenschat Quiz
Vraag 3: Wat betekent het woord 'ambitieus'? A) Lui B) Doelgericht C) Moe

Slide 6 - Slide

Leesvaardigheid Poll
Hoe vaak lees je teksten in het Nederlands per week? A) Dagelijks B) Wekelijks C) Zelden

Slide 7 - Slide

Luistervaardigheid Quiz
Vraag 4: Wat hoorde je in het audiofragment? A) Een weerbericht B) Een reclame C) Een nieuwsbericht

Slide 8 - Slide

Schrijfvaardigheid Poll
Hoe vaak schrijf je in het Nederlands? A) Dagelijks B) Wekelijks C) Zelden

Slide 9 - Slide

Communicatie Quiz
Vraag 5: Wat is een goede manier om feedback te geven? A) Direct B) Indirect C) Sarcastisch

Slide 10 - Slide

Spreekvaardigheid Poll
Hoe comfortabel voel je je bij het spreken in het Nederlands? A) Zeer comfortabel B) Redelijk comfortabel C) Oncomfortabel

Slide 11 - Slide

Synoniemen Quiz
Vraag 6: Wat is een synoniem voor 'blij'? A) Verdrietig B) Vrolijk C) Boos

Slide 12 - Slide

Antoniemen Quiz
Vraag 7: Wat is een antoniem voor 'groot'? A) Klein B) Hoog C) Breed

Slide 13 - Slide

Werkwoordspelling Quiz
Vraag 8: Welke vorm is correct? A) Hij loop B) Hij loopt C) Hij loopen

Slide 14 - Slide

Verwijswoorden Quiz
Vraag 9: Wat is correct? A) De meisje die daar staat B) Het meisje dat daar staat C) Het meisje die daar staat

Slide 15 - Slide

Begrijpend Lezen Poll
Hoe vaak oefen je begrijpend lezen? A) Dagelijks B) Wekelijks C) Zelden

Slide 16 - Slide

Taalregels Quiz
Vraag 10: Wat is een taalregel voor het gebruik van 'de' en 'het'? A) Geen regel B) Afhankelijk van het woord C) Altijd 'de'

Slide 17 - Slide

Zinsopbouw Quiz
Vraag 11: Welke zin is correct? A) Morgen ik ga naar school B) Ik ga morgen naar school C) Morgen naar school ik ga

Slide 18 - Slide

Motivatie Poll
Hoe gemotiveerd ben je om je Nederlands te verbeteren? A) Zeer gemotiveerd B) Redelijk gemotiveerd C) Niet gemotiveerd

Slide 19 - Slide

Afsluiting en Reflectie
Denk na over wat je vandaag geleerd hebt en hoe je verder kunt oefenen.

Slide 20 - Slide

Feedback Poll
Hoe vond je deze interactieve les? A) Zeer nuttig B) Redelijk nuttig C) Niet nuttig

Slide 21 - Slide

Bedankt voor je deelname!
Blijf oefenen en verbeteren. Veel succes met het leren van Nederlands!

Slide 22 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open question

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question