Taalverzorging H.4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Voor het lijdendvoorwerp stel je de vraag:

1. wat (wie)+gz
2. wat (wie)+ gz +o
3. wat (wie)+o

Wat is het lijdend voorwerp?
Zij heeft mijn huiswerk overgenomen.

1. zij
2. heeft overgenomen
3. mijn huiswerk

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
De vogels bouwen een nest op het water.

1. bouwen
2. een nest
3. de vogels

Je gebruikt jouw / mijn / je als er een bezit achter dat woord staat.

1. juist
2. niet juist

Is deze tas van .....?

1. jouw
2. jou

Waarom luistert er niemand naar die uitleg van ...

1. mij
2. mijn

Gister vroeg Sam ... om advies.

1. me
2. mijn

Huib heeft ....... t-shirt uit de kast gehaal.

1. me
2. mijn

Ik ben ..... sportschoenen vergeten.

1. mijn
2. me

Wat is het juiste verkleinwoordje?

1. kettingje
2. kettinkje

Wat is het juiste verkleinwoord?

1. oma'tje
2. omatje
3. omaatje

Wat is het juiste verkleinwoord?

1. cafétje
2. cafeetje