V2 week 23

Cours de français - semaine 23
Bij binnenkomst en weggaan melden in chat svp!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Cours de français - semaine 23
Bij binnenkomst en weggaan melden in chat svp!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
Doelen:
- Je kunt vragen stellen over de afgelopen weektaak en met name over de futur simple
- Je laat zien dat je voca A en voca B kent
- Heb je être en avoir herhaald in présent, passé composé en imparfait?
- Nieuwe weektaak doornemen en succes!

Slide 2 - Slide

voca A + B
Je kiest of je meedoet aan het overhoren in spelvorm via Quizlet of dat je de formatieve toetsjes A en B op it's learning maakt.


Slide 3 - Slide




Weekplanning Chapitre 7
Deze week online maken: 
Exercices 16 t/m 21
Leren: phrases-clés D en voca E
Herhalen onregelmatige werkwoorden  faire + aller
 (in de drie tijden)



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

je - regarder (futur proche)
A
je vais regarder
B
je vas regarder
C
je regardera
D
je regarderai

Slide 9 - Quiz

ils - avoir (futur proche)
A
ils font avoir
B
ils avoirent
C
ils vont avoir
D
ils sommes avoir

Slide 10 - Quiz

Le futur simple

De futur simple gebruik je in het Frans om te zeggen dat iets nog zal gaan gebeuren.

Exemple: Je déménagerai en France.

Ik zal verhuizen naar Frankrijk.

Je vertaalt dus de futur simple in het Nederlands door een vorm van "zullen" en een heel werkwoord.


Slide 11 - Slide

Le futur simple

Hoe maak je de futur simple?

We beginnen met regelmatige werkwoorden op ER, IR en RE

Je maakt de futur simple bij deze werkwoorden door de uitgangen van "avoir" achter het hele werkwoord te zetten.

(ai, as, a, ons, ez, ont)

Vous (zullen verhuizen) verhuizen= déménager

Vous déménagerez




Slide 12 - Slide

Le futur simple

Let op:

Bij de werkwoorden op RE vervalt de e:

J'(zal leren)   leren = apprendre

J'apprendrai






Slide 13 - Slide

Le futur simple


Bij sommige werkwoorden is de stam van de futur onregelmatig.


De uitgangen van de futur zijn wel altijd hetzelfde!


être = ser

avoir = aur

faire = fer

aller = ir

pouvoir =  pourr

voir = verr



Slide 14 - Slide

Le futur simple

Tu (zult doen)                    doen = faire       (fer) is de stam

Tu feras

Nous (zullen hebben)   hebben = avoir    (aur) is de stam

Nous aurons

Elle (zal vertellen)           vertellen = raconter  (raconter) is de stam

Elle racontera

J' (zal leren)                        leren= apprendre     (apprendr) is de stam

J'apprendrai


Slide 15 - Slide

Kies het goede antwoord
Je (doen)
A
fera
B
feras
C
ferons
D
ferai

Slide 16 - Quiz

Kies het goede antwoord
Vous (hebben)
A
aurai
B
auront
C
aurez
D
aurons

Slide 17 - Quiz

Kies het goede antwoord
Elle (gaan)
A
irons
B
irez
C
ira
D
iront

Slide 18 - Quiz

tu - regarder
A
tu regarderas
B
tu regardera
C
tu regardas
D
tu regardaser

Slide 19 - Quiz

nous - etre
A
nous etions
B
nou serons
C
nous etrons
D
nous serez

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Uitzonderingen onregelmatige werkwoorden. Daar gebruik je niet het hele ww als stam maar leer je een stam uit het hoofdt:
être> ser
avoir> aur
aller> ir              De uitgangen zijn wel hetzelfde!
faire> fer
pouvoir> pourr
vouloir> voudr

Slide 25 - Slide