Schrijfvaardigheid (een nieuwsbericht)

Schrijfvaardigheid 
Een nieuwsbericht.
(toepassing passé composé en imparfait)


1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schrijfvaardigheid 
Een nieuwsbericht.
(toepassing passé composé en imparfait)


Slide 1 - Slide

Een nieuwsbericht
Let op:
werkwoordstijden (verleden tijd)
beschrijving = imparfait, actie = passé composé




Slide 2 - Slide

Schrijven, hoe pak je het aan?
Voor schrijfopdrachten heb je nodig:
- een goede leesvaardigheid (de opdracht goed lezen!)
- een goede woordenschat (hoe meer woordjes je kent, hoe beter!)
- een goede zinsopbouw (plaats/tijdbepaling + onderwerp + ww + rest van de zin)
- een goede kennis van de taalregels en het toepassen daarvan (hoe zit het ook alweer met de passé composé?)

Slide 3 - Slide

Wat heb je nodig?
  • Lees de opdracht dus goed door.
  • Noteer steekwoorden op een hulpbriefje.
  • Kijk naar alle woorden / grammatica die je nodig hebt.
  • "Vertaal-sites" kun je nu echt niet gebruiken (bij de toets ook niet!)
  • Woorden die je niet kent, zoek je op in een woordenboek (als je die mag gebruiken).
  • Let hierbij op de juiste betekenis.

Slide 4 - Slide

Zinsopbouw en taalregels toegepast?
  • Controleer het onderwerp + werkwoord / werkwoordstijd
  • Heb je een ontkenning juist gebruikt?
  • Woorden mannelijk / vrouwelijk
  • Woorden enkelvoud / meervoud
  • Moeten er woorden aangepast worden?   
       - bezittelijk voornaamwoord
       - bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden 
Signaalwoorden geven een volgorde of een verband in de tekst aan waardoor je een goed lopend geheel schrijft. Vergelijk:

* Je m'appelle Milou. J'ai 13 ans. J'habite à Paris. J'adore le français. Je n'aime pas les maths.

* Je m'appelle Milou, j'ai 13 ans et j'habite à Paris. J'adore le français mais je n'aime pas les maths.
! Gebruik signaalwoorden in je nieuwsbericht!

Slide 6 - Slide

Nu schrijf je de nette versie op!


Zorg nu ook voor een leesbaar handschrift!
Denk aan interpunctie, accenten, hoofdletters etc...

Slide 7 - Slide

Quand?
la date:
- le 10 décembre
- au mois de décembre
- le weekend dernier
- la semaine dernière
- l'été dernier

la durée:
- pendant une semaine
- du 10 au 18 décembre
la saison:
- en été    - en automne
- en hiver - au printemps

Slide 8 - Slide

Avec qui?
avec mes amis
avec ma famille
avec mes parents
avec mes camarades

Slide 9 - Slide

Où?      
le lieu:
- au bord de la mer
- à la montagne
- en ville / au centre-ville

la situation géographique:
- dans le sud de
- dans le nord de 
-dans l'ouest de
- dans l'est de 
l'herbergement:
- à l'hôtel
- au camping
- chez mon/ma correspondant(e)
- chez un(e) ami(e)
- dans un chalet
- dans une auberge de jeunesse

Slide 10 - Slide

Le moyen de transport? Pays?
- en train
- en avion
- en voiture
- en bus
- en bateau
- à pied
- à vélo
Nous sommes allé(e)s

Je suis allé(e)

J'ai été
- en    + vr.   land
- aux  + mv. land
- au     + m.  land
- à        +      stad

Slide 11 - Slide

Quoi?
les activités:
- se promener
- visiter les musées
- faire du shopping
- rencontrer des amis
- prendre des photos
- envoyer des cartes postales
- participer à une excursion
- visiter des monuments
- acheter des souvenirs
La suite des actions:

d'abord
puis
ensuite
enfin
finalement

le matin / l'après-midi / le soir

Slide 12 - Slide

Comment?      
La méteo:

Il faisait beau / mauvais
Il faisait chaud / froid
Il faisait du soleil / il pleuvait


L' ambiance - les sentiments:

C'était ...
- génial                      - nul
- extraordinaire       - ennuyeux
- fantastique            - désagréable
- inoubliable

Slide 13 - Slide

Vertaal: de schuldige

Slide 14 - Open question

Vertaal: de dief

Slide 15 - Open question

Vertaal: de inbraak

Slide 16 - Open question

Vertaal: de wet

Slide 17 - Open question

Vertaal: de nacht

Slide 18 - Open question

Vertaal: de straf

Slide 19 - Open question

Vertaal: protesteren tegen

Slide 20 - Open question

Vertaal: de computer

Slide 21 - Open question

Vertaal: het wachtwoord

Slide 22 - Open question

Vertaal: staken

Slide 23 - Open question

Vertaal: l'argent

Slide 24 - Open question

Vertaal: erg / ernstig

Slide 25 - Open question

heeft plaatsgevonden / is gebeurd
A
s'est passé
B
a eu lieu

Slide 26 - Quiz

is aangehouden / gearresteerd
A
est arrêté
B
a arrêté

Slide 27 - Quiz

Vertaal deze zin:
Zij (mmv) hebben de dief aangehouden in de nacht van 21 maart.

Slide 28 - Open question

Vertaal deze zin:
De schuldige heeft het wachtwoord en de persoonsgegevens gestolen.

Slide 29 - Open question

Vertaal deze zin:
Het protest heeft in Parijs plaatsgevonden.

Slide 30 - Open question

Vertaal deze zin:
De inwoners hebben gestaakt.

Slide 31 - Open question

D toets maken
- Eerst de verschillende onderdelen uit je boek doornemen/oefenen/leren voordat je begint aan je D toets. 
- De D toets maak je zonder je boek/aantekeningen in eerste instantie. 

Slide 32 - Slide