1BK 3.7 Grammatica deel 2

1 Basis 3.7 Grammatica
lijdend voorwerp
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1 Basis 3.7 Grammatica
lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
Je herhaalt wat je al wist van grammatica zinsdelen
Je oefent met het maken van zinnen en herkennen van zinsdelen
Je leert er een nieuw zinsdeel bij (LV)
Je oefent met het nieuwe zinsdeel
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 2 - Slide

De PV (persoonsvorm) vind je:
Door de zin vragend te maken. Het eerst woord van die vraag (een werkwoord!) is dan de PV

Ik heb zin in de vakantie
Heb ik zin in de vakantie?

Slide 3 - Slide

De PV (persoonsvorm) vind je:
Door de tijd van een zin te veranderen.
Het woord (werkwoord!) dat verandert is de PV.

Mijn tas is zwaar.
Mijn tas was zwaar.

Slide 4 - Slide

De PV (persoonsvorm) vind je:
Door het aantal in de zin te veranderen.
Het werkwoord dat verandert is de PV

Het boek is spannend.
De boeken zijn spannend.

Slide 5 - Slide

De PV is altijd een werkwoord!

Slide 6 - Slide

Het WG (werkwoordelijk gezegde)
Bestaat uit alle werkwoorden in een zin
De PV is dus altijd onderdeel van het WG
Soms is de PV gelijk aan het WG

Nederlands is altijd mijn lievelingsvak geweest.

Slide 7 - Slide

Het onderwerp (O)
Het onderwerp (o) is het volgende zinsdeel. 
Het onderwerp en de pv horen bij elkaar: ze staan beide in het enkelvoud of meervoud.

Je vindt het onderwerp door te vragen: wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde? 
Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Slide 8 - Slide

Ik heb gisteren een grote pizza gegeten
1. Onderstreep de PV
2. zet zinsdeelstrepen
3, Zet WG boven het werkwoordelijk gezegde
4. benoem het onderwerp
Wie/wat + WG = O
Wie heeft gegeten?
Ik = O

Slide 9 - Slide

Mijn vrienden komen in de vakantie logeren.
Wat is de PV van deze zin?
A
Mijn vrienden
B
komen
C
in de vakantie
D
logeren logeren

Slide 10 - Quiz

Mijn vrienden komen in de vakantie logeren.
Wat is het WG van deze zin?
A
Mijn vrienden
B
komen
C
in de vakantie
D
komen logeren

Slide 11 - Quiz

Mijn vrienden komen in de vakantie logeren.
Wat is het O van deze zin?
A
Mijn vrienden
B
komen
C
in de vakantie
D
komen logeren

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Lijdend voorwerp
Na het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp benoem je het lijdend voorwerp (lv).
Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen: wat (of wie) + wg + o?
Het antwoord daarop is het lijdend voorwerp.
Let op: niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

gebruik altijd dezelfde volgorde
1. vind en onderstreep de PV
2. zet zinsdeelstrepen in de zin
3. benoem het WG (vergeet de PV niet)
4 vind het O
5, benoem het LV (als deze in de zin zit)

Slide 16 - Slide

Nog even oefenen
Opdracht 8 t/m 11
Maak hoofdstuk 3 van grammatica af.
Werk alleen en zorg voor rust
Niet af? Werk thuis verder.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Doelen van deze les
Je herhaalt wat je al wast van grammatica zinsdelen
Je oefent met het maken van zinnen en herkennen van zinsdelen
Je leert er een nieuw zinsdeel bij (LV)
Je oefent met het nieuwe zinsdeel
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 19 - Slide

top!

Slide 20 - Slide