3.4 Het Interbellum (2 lessen)

3.4 Het Interbellum
1919-1939
Voor en na een wereldoorlog
1 / 41
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.4 Het Interbellum
1919-1939
Voor en na een wereldoorlog

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt verschillende bepalingen uit het Verdrag van Versailles noemen en beschrijven.

- Je kunt uitleggen waarom er veel onvrede heerste over de Weimarrepubliek.

- Je kunt uitleggen waarom Duitsers dachten een sterke leider nodig te hebben om de economische crisis op te lossen.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe Hitler met zijn NSDAP veel steun kreeg onder het Duitse volk.

- Je kunt beschrijven hoe Hitler van Duitsland een dictatuur maakte.

Slide 3 - Slide

Duitsland in het Interbellum

Slide 4 - Mind map

Interbellum
Je hebt het Interbellum: de tijd tussen WO I en WO II (1919-1939)

Slide 5 - Slide

Einde WOI
Op 11 november 1918 kwam er een wapenstilstand en was de Eerste Wereldoorlog voorbij. De overlevenden konden naar huis, maar er waren ook miljoenen doden, vermisten en gewonden.

Slide 6 - Slide

Verdrag van Versailles
Duitsland mag geen groot leger meer hebben. 
Duitsland moet een Enorme schadevergoeding betalen.
Duitsland raakt haar kolonies kwijt. 
Duitsland wordt kleiner, hieruit is polen ontstaan. 

Slide 7 - Slide

Reactie Duits volk op verdrag van Versailles


In Duitsland is grote onvrede. Duitland wordt een democratisch land en krijgt een nieuwe naam: De Republiek van Weimar. De democratische regering ondertekende het Verdrag van Versailles, het Duitse volk hierop woedend geworden! --> Dolkstootlegende.

Slide 8 - Slide

Duitsland na WO I 
  • Duitsland wordt een democratie--> werkt slecht, veel extreme partijen
  • Om de herstelbetalingen te kunnen betalen wordt er geld bij gedrukt.
  • Economisch gaat het slecht (uitzondering 1924-1929)

Slide 9 - Slide

Dolkstootlegende
De nieuwe linkse regering had wapenstilstand gesloten na WOI.
En daarmee soldaten verraden.

Slide 10 - Slide

Republiek van Weimar
  • Van 1918 -1933 heet DU zo
  • Geen keizer, democratie
  • Niet populair
  • Veel gevechten op straat tussen communisten en de  nazi's (nat. socialisten)


Slide 11 - Slide

HYPERFLATIE
je geld is niets meer waard

Slide 12 - Slide

Het Interbellum is de periode
tussen … en ...
A
1919-1933
B
1919-1939
C
1900-1945
D
1900-1919

Slide 13 - Quiz

De dolkstootlegende houdt in dat
A
Duitsland geen wapens meer kon maken
B
Duitsland verraden is door haar regering
C
Duitsland een goede staalindustrie heeft
D
DU en Oost.-Hongarije bondgenoten zijn

Slide 14 - Quiz

Bij de Vrede van Versailles...
A
Kreeg Duitsland de schuld van WO I
B
Raakte Duitsland veel land kwijt
C
Mocht Duitsland nog een klein leger hebben
D
Alle drie de vorige antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quiz

Een republiek heeft
A
Geen regering
B
Geen president
C
Geen democratie
D
Geen koning/keizer

Slide 16 - Quiz

Tijdens de Republiek van Weimar was er veel strijd tussen...
A
de kapitalisten en de communisten
B
de republikeinen en de monarchisten
C
de Duitsers en de Fransen
D
de communisten en de nationaal-socialisten

Slide 17 - Quiz

Inflatie betekent...
A
Dat je geld minder waard wordt
B
Dat je geld meer waard wordt
C
Dat je minder kunt kopen voor je geld
D
Dat je minder verdient

Slide 18 - Quiz


Duitsland 
1924-1929


Gaat economisch goed met Duitsland. NSDAP blijft daardoor klein. Komt door het Dawesplan.




Slide 19 - Slide

Dawesplan
Dawes-plan
1924

Slide 20 - Slide

Economische crisis
1929
- Beurskrach in Verenigde Staten
- crisis slaat over naar Europa 

Slide 21 - Slide

Economische crisis

Wereldcrisis, dus ook in DU.

In de Republiek van Weimar ging het extra slecht door:

1) Herstelbetalingen

2) Geen leningen VS meer

3) Geen koloniën

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Oorzaken crisis
  1. Overproductie
  2. Slechte banken

Slide 26 - Slide

De economische crisis trof Duitsland extra zwaar omdat...
A
Duitsland geen kolonies had
B
Duitsland geld moest betalen aan FR en GB
C
Duitsland geen geld meer kreeg van de VS
D
Alle drie de vorige antwoorden zijn goed

Slide 27 - Quiz

Huiswerk
Maken 3.4.1 Het interbellum: na en voor een wereldoorlog
Opdracht 1 t/m 8

Slide 28 - Slide

4. Hitler komt aan de macht
Hitler komt aan de macht

Slide 29 - Slide

Adolf Hitler



Ontevreden veteraan
Richt de NSDAP op
Mislukte staatsgreep 1923
           Schrijft "Mein Kampf" 

Slide 30 - Slide

NSDAP
  • NSDAP neemt fascistische standpunten over ...

  • + voegt rascisme toe (op basis van afkomst)--> rassenleer en antisemitisme.

*  Gebruikt propaganda en terreur

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Hitler onze laatste hoop stond op verkiezingsposters van de NSDAP

Slide 33 - Slide




Propaganda

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)

Slide 36 - Slide

Kenmerken van fascisme (2)
  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.

Slide 37 - Slide

 Nationaal-Socialisme
  • Met Nationaal-Socialisme wordt het Duits fascisme in de periode 1933-1945 bedoeld

  • Ook wel: nazisme genoemd

  • De aanhangers worden ook wel nazi's genoemd

  • De Nederlandse NSB was ook nationaal-socialistisch

Slide 38 - Slide

Kenmerken van nationaal-socialisme

  • Het Duitse ras moet raszuiver worden gehouden.

  • Rassenleer en antisemitisme

  • Het Duitse volk heeft Lebensraum (=levensruimte) nodig.

  • Heim ins Reich: alle Duitsers moeten in één groot rijk wonen

Slide 39 - Slide

Duitsland wordt een totalitaire staat
  • Het belang van de groep en de staat gaat voor alles.
  • De leider (Der Führer) is allesoverheersend.
  • Duitsland wordt een dictatuur. 
  • Eenpartijstelsel, geen parlementaire democratie.
  • Massamedia: propaganda.
  • Jeugd geïndoctrineerd.
  • Veel uiterlijk vertoon.

Slide 40 - Slide

Huiswerk
Maken 3.4.2 Het interbellum: na en voor een wereldoorlog
Opdracht 9 t/m 15


Slide 41 - Slide