Les 9: laatste les voor proefwerk

vwo-1 chapitre 5
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

vwo-1 chapitre 5
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire D
De afgelopen hoofdstukken hebben jullie steeds gewerkt met werkwoorden in de présent (de tegenwoordige tijd).

Vanaf dit hoofdstuk gaan we aan de slag met een nieuwe werkwoordstijd: de passé composé (de voltooide tijd).
Voorbeeld in het Nederlands: Ik heb gegeven.

Dit bestaat uit een stappenplan, dus neem de volgende slides over :)!

Slide 2 - Slide

Grammaire D:
stap 1: het hulpwerkwoord
In het voorbeeld van zojuist stond: ik heb gegeven. Het werkwoord avoir is dus een hulpwerkwoord. Neem voor de zekerheid onderstaand rijtje nog maar een keer over.

j'ai                --> ik heb
tu as             --> jij hebt
il/elle/on a     --> hij/zij/men heeft
nous avons     --> wij hebben
vous avez       --> u heeft, jullie hebben
ils/elles ont     --> zij hebben (meervoud)

Slide 3 - Slide

Grammaire D:
stap 2: het voltooid deelwoord
In het voorbeeld stond: ik heb gegeven. In het Nederlands zetten we 'ge' voor het werkwoord. 
In het Frans halen we -er van het hele werkwoord af en zetten we er een é achter.
Bijvoorbeeld: donner --> donner --> donné
j'ai donné             --> ik heb gegeven
tu as donné          --> jij hebt gegeven
il/elle/on a donné   --> hij/zij/men heeft gegeven
nous avons donné   --> wij hebben gegeven
vous avez donné     --> u heeft gegeven, jullie hebben gegeven
ils/elles ont donné   --> zij hebben gegeven (meervoud)

Slide 4 - Slide


Zet de onderstaande zin in de passé composé.

Vous (aimer) _____ _______ les compétitions?

Slide 5 - Open question



Zet de onderstaande zin in de passé composé.

Les joueurs (gagner) ______ ________ le match.

Slide 6 - Open question


Zet de onderstaande zin in de passé composé.

Nous (téléphoner) ______ ________ au professeur d’EPS.

Slide 7 - Open question



Zet de onderstaande zin in de passé composé.

Je (détester) ______ _________ le snowboard.

Slide 8 - Open question

Répéter:
grammaire H
In dit grammatica-onderdeel gaat het om het bijvoeglijk voornaamwoord.

Bijvoorbeeld:
- de blauwe broek
- de rode auto
- de moeilijke opdracht.

De onderstreepte woorden zijn de bijvoeglijke naamwoorden, ze zeggen iets over het zelfstandige naamwoord dat er direct achter staat.

In het Frans bestaat daarvoor het volgende schema, die je goed moet kennen!

Slide 9 - Slide

Grammaire H:
het schema

Slide 10 - Slide

Grammaire H:
uitzonderingen (1)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord al op een -e?
Dan hoeft er geen extra -e bij als het vrouwelijk is!

Bijvoorbeeld:
Le pantalon est rouge. (rouge zegt hier iets over le pantalon, en is dus mannelijk)
La jupe est rouge (rouge zegt hier iets over la jupe, en is dus vrouwelijk).

Je ziet hier dat zowel de mannelijke vorm als de vrouwelijke vorm hetzelfde blijft.

Slide 11 - Slide

Grammaire H:
uitzonderingen (2)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord als op een -s?
Dan hoeft er bij het mannelijk meervoud geen extra -s bij!

Bijvoorbeeld:
Le cabriolet est gris. (gris zegt hier iets over le cabriolet, en is dus enkelvoud)
Les cabriolets sont gris. (gris zegt hier iets over les cabriolets, en is dus meervoud)

Je ziet hier dat zowel het enkelvoud als het meervoud hetzelfde blijft.

Slide 12 - Slide

Grammaire H:
onregelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord
De volgende 3 bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig.

Enkelvoud
Il est beau (hij is mooi)         - Elle est belle (zij is mooi)
Il est nouveau (hij is nieuw)    - Elle est nouvelle (zij is nieuw)
Il est vieux (hij is oud)           - Elle est vieille (zij is oud).

Meervoud
Ils sont beaux (zij zijn mooi)       - Elles sont belles (zij zijn mooi)
Ils sont nouveaux (zij zijn nieuw) - Elles sont nouvelles (zij zijn nieuw)
Ils sont vieux (zij zijn oud)         - Elles sont vieilles (zij zijn oud).

Slide 13 - Slide


Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(vieux) Les femmes sont très ______

Slide 14 - Open question


Vertaal het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(triste) Suzanne est une fille _________ .

Slide 15 - Open question


Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(brun) Ma copine a les cheveux ______ .

Slide 16 - Open question


Vertaal het bijvoeglijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(jaune) Ludo aime les pulls ______ .

Slide 17 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 2: vocabulaire
- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.

Opdracht 3: grammaire
- Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm op de juiste plek.
- Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de présent.
- Vervang de onderstreepte zinsdelen door il/elle/ils/elles

Slide 18 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Beschrijf een familielid in het Frans. Kijk goed naar de omschrijvingen.
Maak hiervoor hele zinnen! Gebruik minstens 1x een werkwoord op -er en 1 bijvoeglijk naamwoord.

Opdracht 5: leesvaardigheid
- Geef in het Nederlands antwoord op de vragen over de tekst.
- Raad de betekenis van de onderstreepte woorden uit de tekst. Je hebt keuzemogelijkheden. 

Slide 19 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 5

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (de passé composé)
- grammaire H (het bijvoeglijk naamwoord)

Slide 20 - Slide