Oefenen voor de literatuurtoets

Oefenen voor de literatuurtoets
Nieuw Nederlands Literatuur
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenen voor de literatuurtoets
Nieuw Nederlands Literatuur

Slide 1 - Slide

H1 Literatuur
Literatuur is een kunstwerk. Een schrijver wil bepaalde gevoelens, gedachten en/of ervaringen verwoorden. Waar een schilder een schilderij maakt, een beeldhouwer een beeld of een muzikant een muziekstuk, creëert een schrijver een gedicht, verhaal of een roman (een boekvullend fictief verhaal).

Slide 2 - Slide

Literair?
Literair is alles wat betrekking heeft op literatuur. 
Literatuur is de verzamelnaam voor alle fictieve teksten met een 'diepere' laag. Kenmerken van literatuur zijn: originaliteit, complexiteit, onvoorspelbaarheid en mogelijkheid om verschillende betekenissen aan de tekst toe te kennen.
Proza is de verzamelnaam voor alle verhalende teksten die niet rijmen.

Slide 3 - Slide

Hoe leg je uit wat 'de stijl' van een boek is?

Slide 4 - Open question

Geef drie stijlsoorten en licht toe wat ze betekenen.

Slide 5 - Open question

H1.1 Personages
Round character = Goed uitgewerkt personage dat een ontwikkeling doormaakt.
Flat character = Personage over wie je minder te weten komt. Ontwikkelt zich niet of nauwelijks.
Type = Personage dat een ondergeschikte rol speelt. Je komt er maar weinig over te weten.
Karikatuur = Bepaalde kenmerken van een personage (of groep) worden sterk overdreven.

Slide 6 - Slide

Leg uit wat het conflictmodel is.

Slide 7 - Open question

Leg uit wat perspectief is (in literatuur)

Slide 8 - Open question

Ze vulde de beker met het gif en bedacht zich dat het niet lang meer zou duren voordat ze haar wraak nemen.
Van welk perspectief is hier sprake?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende verteller

Slide 9 - Quiz

H1.3 Setting
De setting (het decor) van het verhaal kan je opsplitsen in: 

Plaats = de geografische plaats
Tijd = de historische tijd
Omstandigheden = bijv. hongerwinter, toetsweek, etc.

Slide 10 - Slide

H 1.3 Ruimte
Ruimtes kunnen een functie hebben:
- Karakterisering van een personage: heeft bv. een voorkeur of afkeur voor de ruimte en dat zegt iets over het personage.
- Sfeertekening: de ruimte wordt gebruikt ter ondersteuning van een bepaalde handeling, gevoel of gebeurtenis.
- Symbolisch: de ruimte staat symbool voor iets (bv een kelder staat voor iets dat verborgen moet blijven)

Slide 11 - Slide

Wat is het verschil tussen een thema en een motief?

Slide 12 - Open question

Geef een voorbeeld van een abstract motief

Slide 13 - Mind map

Wat zou een concreet motief kunnen zijn?

Slide 14 - Mind map

H1.5 Thema's en motieven
Thema = waar het verhaal in de kern over gaat → bijv. angst als hoofdonderwerp.

Motief = iets dat terugkeert in het verhaal en een diepere laag toevoegt → bijv. angst als herhaald verschijnsel.

Slide 15 - Slide

 Veelvoorkomende thema's
Liefde – romantische liefde, onbeantwoorde liefde, ouder-kindrelatie.
Dood en vergankelijkheid – sterfelijkheid, rouw, het verstrijken van de tijd.
Identiteit – wie ben ik?, zelfontdekking, gender, culturele identiteit.
Angst – existentiële angst, angst voor verlies, paranoia.
Vervreemding en eenzaamheid – je niet thuis voelen, buitenstaander zijn.
Vrijheid vs. onvrijheid – onderdrukking, keuzevrijheid, autonomie.
Goed vs. kwaad – morele dilemma’s, innerlijke strijd.
Macht en onmacht – politieke macht, sociale structuren, gezagsverhoudingen.
Opgroeien / coming of age – volwassen worden, verlies van onschuld.
Verlies – van een persoon, ideaal, of controle.
Vluchten / ontsnappen – uit een situatie, de realiteit, of jezelf.

Slide 16 - Slide

Veelvoorkomende motieven
De spiegel – zelfreflectie, identiteitsvraagstukken.
De reis / tocht – letterlijk of figuurlijk, als metafoor voor ontwikkeling.
Dromen / visioenen – verlangen, onderbewuste, waarschuwingen.
Brieven / dagboeken – toegang tot innerlijke wereld van personages.
Het huis / thuis – veiligheid of juist beklemming.
De kleur rood / bloed – passie, gevaar, geweld.
Het labyrint / doolhof – verwarring, zoektocht naar waarheid.
Het masker – schijn versus werkelijkheid, verborgen identiteit.
Water / regen – reiniging, dreiging, verandering.
De doodskist / begraafplaats – sterfelijkheid, rouwverwerking.
Licht en donker – inzicht en onwetendheid, hoop vs. wanhoop.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Genesis (Ramsey Nasr)
in het begin was er niets
niet wat u dacht dat er was
geen vader geen zoon geen geest
er was geen woord geen ik
geen enkel begin

er was geen god om van te houden
geen god om te haten
geen land geen volk
geen erfgoed geen vlag
geen geschiedenis

en toen kwam jij

Slide 27 - Slide

Gedicht met veel herhaling: 
geen, geen, geen, etc.

Metafoor
'Jij' bent het begin de schepping. Geparafraseerd zou je kunnen zeggen dat het er volgens de schrijver niets bestond voordat 'jij' er was. 

Vragen en diepere lagen.
Waarom de simpele taal?
Wat doet de herhaling?
Wat valt op aan de vorm van het gedicht?
Is het een liefdesgedicht?


Genesis  (Bijbelverwijzing)

in het begin was er niets
niet wat u dacht dat er was
geen vader geen zoon geen geest
er was geen woord geen ik
geen enkel begin

er was geen god om van te houden
geen god om te haten
geen land geen volk
geen erfgoed geen vlag
geen geschiedenis

en toen kwam jij

Slide 28 - Slide

Herfst (Bette Westera)
De bomen fluisteren verhalen
met blaren als bladzijden
die ritselen in de wind.

De takken zwaaien afscheid
zoals oma deed,
langzaam en een beetje moe.

Slide 29 - Slide

Kort gedicht met een aantal vergelijkingen

Metafoor
In eigen woorden zou je kunnen zeggen dat in de herfst het lijkt alsof de bomen verhalen vertellen en afscheid nemen, net zoals oma dat deed.

Vragen en diepere lagen.
Waarom de vergelijking?
Wat doet de sfeer met dit gedicht?
Wat doet de personificatie?
Is het een verdrietig gedicht?


Herfst (verwijzing ouderdom/naderend einde)

De bomen fluisteren verhalen
met blaren als bladzijden
die ritselen in de wind.

De takken zwaaien afscheid
zoals oma deed,
langzaam en een beetje moe.

Slide 30 - Slide