Fictiebegrippen les 4 perspectieven, thema en moraal + Lezen 5

Wat gaan we (o.a.) behandelen deze periode?
Tijd:
historische tijd, vertelde tijd, verteltijd, chronologisch/niet-chronologisch, flashback, terugwijzing, vooruitwijzing, tijdverdichting, tijdsprong
Opbouw:
ab ovo, in medias res, post rem, open of gesloten einde
Personages
round character/flat character, hoofdpersoon, bijfiguren, types, karaktereigenschappen, normen en waarden van karakters.
Spanning
open plekken, informatievoorsprong, cliffhanger, onverwachte (plot)wending,
vertelperspectieven
ik-vertelperspectief, hij-/ zij-vertelperspectief, alwetende verteller, wisselend
perspectief, meerdere verhaallijnen
Thema
thema, motief, moraal.


ZORG VOOR VOLDOENDE RUIMTE!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we (o.a.) behandelen deze periode?
Tijd:
historische tijd, vertelde tijd, verteltijd, chronologisch/niet-chronologisch, flashback, terugwijzing, vooruitwijzing, tijdverdichting, tijdsprong
Opbouw:
ab ovo, in medias res, post rem, open of gesloten einde
Personages
round character/flat character, hoofdpersoon, bijfiguren, types, karaktereigenschappen, normen en waarden van karakters.
Spanning
open plekken, informatievoorsprong, cliffhanger, onverwachte (plot)wending,
vertelperspectieven
ik-vertelperspectief, hij-/ zij-vertelperspectief, alwetende verteller, wisselend
perspectief, meerdere verhaallijnen
Thema
thema, motief, moraal.


ZORG VOOR VOLDOENDE RUIMTE!

Slide 1 - Slide

Welkom 3V!
Leg je laptop, schrift, etui en leesboek vast klaar
Laptop blijft nog dicht

Slide 2 - Slide

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00000

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les ken je de fictiebegrippen vertelperspectief, spanning,  thema, motief en moraal.
Je kunt deze begrippen toepassen op je eigen gelezen boek.

Slide 4 - Slide

Herhaling vorige les personages

Slide 5 - Slide

Hoofdpersoon
Bijpersoon
Kenmerken
Heeft een dienende rol
Karakter is nauwelijks uitgewerkt
Flat character
Round character
Compleet en geloofwaardig
Uitgewerkt karakter

Slide 6 - Drag question

Pak je mindmap
EN SCHRIJF MEE MET DE UITLEG.

Slide 7 - Slide

Perspectief
Vanuit wiens oogpunt wordt het verhaal verteld?
3 soorten perspectief:
  • Ik-perspectief
  • Hij/zij-perspectief
  • Auctoriaal perspectief (alwetende verteller)

Let op: de verteller hoeft NIET de schrijver te zijn

Slide 8 - Slide

Ik-perspectief
Verhaal wordt verteld vanuit een ik-figuur
2 soorten:
  • Vertellende ik  (de 'ik' vertelt achteraf wat er gebeurde)
  • Belevende ik (de belevenissen van de 'ik' spelen zich op dit moment af en zo wordt het ook verteld.

  • Vaak onbetrouwbaar!  Onbetrouwbare verteller


Je weet als lezer alleen wat de ik denkt en voelt. De anderen leer je kennen door de ogen van de ik.

Slide 9 - Slide

Hij/zij perspectief
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken.
Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn, soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest. Zo was het ook bij het wegrestaurant waar hij twee keer in de week at, op maandag- en donderdagavond, tussen zeven en acht, als zijn vrouw naar cursus was. Hij nam altijd de dagschotel. Vandaag was het spaghetti bolognaise. Hij had een drukke dag achter de rug, veel klanten, veel meningen, veel bestellingen. Lekker spaghetti, dacht hij, als het maar veel is.

Slide 10 - Slide

Hij/zij perspectief
  • Je kijkt mee met een hij/zij figuur 
  • Door zijn ogen maak je de gebeurtenissen mee
  •  Je weet als lezer alleen wat de hij/zij denkt en voelt.

  • Kan ook onbetrouwbaar zijn

Slide 11 - Slide

Alwetende verteller
  • Verhaal wordt verteld door iemand die geen deel uitmaakt van de handelingen
  • De verteller geeft wel commentaar op de gebeurtenissen
  • De verteller kent de gedachtes, gevoelens, etc. van meerdere personages.

Soms maakt de verteller zich bekend: auctoriale verteller

Slide 12 - Slide

Je docent leest een verhaalfragment voor uit Droomfabriek van Gerwin van der werf blz. 24, 25. In welk perspectief is dit geschreven? Kies uit: ik-perspectief, hij/zij-perspectief, alwetende verteller, wisselend perspectief.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Video

Vanuit welk perspectief wordt de serie Bridgerton verteld? Ik-, hij/zij perspectief of alwetende verteller?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Thema

  • Thema is iets anders dan genre!
  • Thema: diepere bedoeling van een tekst

Slide 18 - Slide

Motief
= betekenisvol verhaalelement dat steeds terugkeert. 

De motieven ondersteunen het thema.

Slide 19 - Slide

tip
Probeer eerst eens de titel van je boek te verklaren.
Vaak vind je hierin een verwijzing naar het thema van je boek

Slide 20 - Slide

Ruimte
  • Waar speelt het verhaal zich allemaal af?
  • Sfeer oproepen
  • Thema ondersteunen
  • Opbouw van het verhaal

Slide 21 - Slide

Moraal 
  • Moraal is een wijze les: een boodschap over wat goed en slecht is. 
  • Wat is de moraal van het verhaal ? Wat kun je er van leren?

Slide 22 - Slide

Bespreek met je buurman / buurvrouw:
  • Hoe de schrijver gebruik maakt van de ruimte in het verhaal;
  • Wat het thema is van jouw boek;
  • Welke motieven jouw boek bevat.
  • Wat de moraal is van jouw verhaal.

timer
4:00

Slide 23 - Slide

Lezen 5                              Les 2

Slide 24 - Slide

Groepsindeling Les 2, Lezen 5

Slide 25 - Slide

Opdracht

In je groepje van 3 verdelen jullie de drie hoofdstukken uit het boek De gelukvinder van Edward van de Vendel en Anoush Elman.
De kopietjes hebben jullie gekregen van de docent.
Ga het hoofdstuk lezen dat je hebt gekozen.

Klaar met lezen:
 Ga naar Plot Lezen 5 les 2 en maak individueel opdracht 1.
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Opdracht 2
Vertel alle drie kort wat er in jouw hoofdstuk is gebeurd en lees een alinea voor. Voer nu een gesprek over jullie teksten. Het gesprek kan gaan over bijvoorbeeld:
  • Wat is het verhaal in deze drie hoofdstukken?
  • Waarom heb je gekozen voor deze alinea?
  • Welke vragen heeft dit hoofdstuk bij jou opgeroepen?
  • Wat vind je van de schrijfstijl van de schrijver?
  • Zou je dit boek willen lezen? Waarom wel/niet?
  • Hoe verwacht je dat het afloopt?
  • Welk vertelperspectief heeft de schrijver gekozen en wat doet dat met het verhaal?
  • Waar speelt het verhaal zich af? Wat kun je vertellen over de ruimte (sfeer bv?)?
  • Welk verhaaldeel is het spannendst? Waarom?

Je gaat hierna het gesprek nog eens voeren voor een andere groep, of voor de hele klas.
Je krijgt hiermee tips die je kunt gebruiken voor de eindopdracht het boekengesprek  (weging 2x)
Tijd over?
Mindmap literaire begrippen of lezen in je boek

Slide 27 - Slide

Opdracht 3: 
Gesprek van een ander
Je kijkt en luistert naar een gesprek van een ander groepje.
Kijk en luister goed.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide