§3.3 deel 2

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Profiel advies:
Wil jij volgend jaar NaSk2 volgen en er examen in gaan doen?
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik nog niet

Slide 2 - Quiz

Planning

Slide 3 - Slide

- Herhaling §3.1 t/m § 3.3
- Uitleg en oefening §3.3 
Huiswerk vr 4 febr
Lezen §3.3 helemaal
Maken § 3.3 1 t/m vraag 21

Slide 4 - Slide

herhaling

Slide 5 - Slide

Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.
Aluminium (s) + zuurstof (g) --> aluminiumoxide (s)
      9 gram                8 gram               17 gram

Slide 6 - Slide

Wat houdt de wet van Lavoisier in?
  • Het is de wet van behoud van massa. 
  • Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.

Slide 7 - Slide

Er gaat niets verloren van de beginstoffen, het wordt alleen omgezet in reactieproducten.

Slide 8 - Slide

Opdracht 1: 
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
 
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 68 gram zuurstof is.

Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
timer
5:00
Extra opdracht 1
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 150 gram kaliumchloride te vormen?
Extra opdracht 2
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.  
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 75 gram koper ontstaat?

Slide 9 - Slide

Opdracht 1:
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.

 


Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
1. Geef het reactieschema van deze opdracht. 
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 68  gram zuurstof is. 

Slide 10 - Slide

Opdracht 1: 
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
 
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 68 gram zuurstof is.

Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
timer
5:00
Extra opdracht 1
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 150 gram kaliumchloride te vormen?
Extra opdracht 2
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.  
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 75 gram koper ontstaat?

Slide 11 - Slide

uitleg

Slide 12 - Slide

Overmaat 
en ondermaat
Hoeveel broodjes hamburger kun je maken?

Slide 13 - Slide

Overmaat en ondermaat
Voor cupcakes meng je 200 g meel met 150 g suiker. 
De verhouding is dus 1,33 : 1,0

Als je 500 g meel hebt en 150 gram suiker. Dan blijft er 500 - 200 = 300 g meel over. 

Je hebt een overmaat van 300 gram.


Slide 14 - Slide

Overmaat en ondermaat
De productie van salmiak werkt als volgt: 
Waterstofchloride (g) reageert met ammoniak (g) en hierbij ontstaat salmiak (s). 



waterstofchloride (g) + ammoniak (g) --> salmiak (s)
massa verhouding:      2.1                           :         1.0                            :       3.1


Bijv. 210 gram waterstofchloride en 100 gram ammoniak.
Voeg je 250 gram waterstofchloride toe dan blijft er 250 - 210 = 40 g waterstofchloride over DE OVERMAAT!

Slide 15 - Slide

Oefening:
Marjolein laat vaste fosfor reageren met zuurstof. 
Bij deze reactie ontstaan difosforpentaoxidekorrels. 
De massa-verhouding is 2 : 3
1: Stel het reactieschema op.
2: Marjolein neemt 124 gram fosfor en laat dit reageren met 280 gram zuurstof. Is zuurstof in overmaat of ondermaat aanwezig? Laat met berekening zien.
3: Hoeveel difosforpentaoxide kan er maximaal ontstaan?
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
Klaar
Ga bezig met §3.3 vraag 1 t/m 21

Slide 16 - Slide

Oefening:
Marjolein laat vaste fosfor reageren met zuurstof. 
Bij deze reactie ontstaan difosforpentaoxidekorrels. 
De massa-verhouding is 2 : 3
1: Stel het reactieschema op.
2: Marjolein neemt 124 gram fosfor en laat dit reageren met 280 gram zuurstof. Is zuurstof in overmaat of ondermaat aanwezig? Laat met berekening zien.
3: Hoeveel difosforpentaoxide kan er maximaal ontstaan?
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
Klaar
Ga bezig met §3.3 vraag 1 t/m 21

Slide 17 - Slide

Natrium en chloride reageren met elkaar tot natriumchloride. De massaverhouding is 1:4
Je wil met 14,3 gram chloride werken. Hoeveel gram natrium heb je nodig?

Slide 18 - Open question

Natrium en chloride reageren met elkaar tot natriumchloride. De massaverhouding is 1:4
Je wil hebt 26,4 gram chloride en 3,67 gram natrium. Welke stof is in overmaat?

Slide 19 - Open question

Huiswerk vr 4 februari
Lezen §3.3 
Maken §3.3 
opdracht 1 t/m 21

Niet verplicht wel raadzaam:
- maak begrippenlijst
- werk leerdoelen uit

Slide 20 - Slide