Paragraaf 4.4 - Zenuwstelsel

4.4 Zenuwstelsel
Vandaag antwoord op de volgende vragen:

  • Wat doet je zenuwstelsel?
  • Hoe gaan impulsen door je lichaam?
  • Hoe zitten je hersenen in elkaar?
  • Wat verandert in je hersenen als je leert?
  • Hoe werkt je geheugen?
  • Welke stoffen beïnvloeden je hersenen?
1 / 10
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 135 min

Items in this lesson

4.4 Zenuwstelsel
Vandaag antwoord op de volgende vragen:

  • Wat doet je zenuwstelsel?
  • Hoe gaan impulsen door je lichaam?
  • Hoe zitten je hersenen in elkaar?
  • Wat verandert in je hersenen als je leert?
  • Hoe werkt je geheugen?
  • Welke stoffen beïnvloeden je hersenen?

Slide 1 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Wat doet je zenuwstelsel?
  • Zenuwstelsel > zenuwen, ruggenmerg en hersenen
  • Hersenen en ruggenmerg samen > centraal zenuwstelsel
  • Zenuwen > bundels uitlopers van zenuwcellen

  1. Zintuigen zetten prikkels om in impulsen 
  2. Impulsen gaan via zenuwen naar centraal zenuwstelsel
  3. Impulsen komen aan in het ruggenmerg
  4. Via ruggenmerg gaan impulsen naar hersenen > waarnemen prikkels
  5. Impulsen vanuit hersenen via ruggenmerg terug naar spieren of klieren > reageren op prikkels

Slide 2 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Hoe gaan impulsen door je lichaam?

  • Zenuw > bundel (soms wel duizenden) uitlopers
    van zenuwcellen

  • Zenuwcellen > cellen waar impulsen langsgaan
    - Cellichaam met korte en lange uitlopers
    - De lange uitlopers zitten door heel het lichaam, kunnen heel erg lang zijn

  • Drie soorten zenuwcellen > gevoels-, bewegings- en schakelzenuwcellen
  • Drie soorten zenuwen > gevoels-, bewegings- en gemengde zenuwen
  


Slide 3 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Drie soorten zenuwcellen

  • Gevoelszenuwcellen > geleiden impulsen van zintuigen naar centrale zenuwstelsel
    - lange uitloper is verbonden met zintuig, korte uitlopers met andere zenuwcellen
    - cellichaam ligt buiten het ruggenmerg

  • Schakelzenuwcellen > liggen volledig in centraal zenuwstelsel
    - hebben alleen korte uitlopers > verbonden met andere uitlopers
    - geleiden impulsen van ene zenuwcel naar andere zenuwcel

  • Bewegingszenuwcellen > geleiden impulsen van centraal zenuwstelsel naar spieren of klieren
    - lange uitloper is verbonden met een spier of klier
    - korte uitlopers zijn verbonden met andere zenuwcellen
    - cellichaam ligt in het ruggenmerg

Slide 4 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Drie soorten zenuwen

  • Gevoelszenuwen
    - alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen (bijv. oogzenuw)
  • Bewegingszenuwen
    - alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen (bijv. zenuw naar tongspieren)
  • Gevoelszenuwen
    - bevat uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen
    - alle zenuwen vanuit je ruggenmerg zijn gemengde zenuwen
    - (bijv. zenuwen in armen en benen)

Slide 5 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Hoe zitten je hersenen in elkaar?

  • Grote hersenen > verwerken impulsen uit je zintuigen
    - zijn geplooid > hersenschors > miljarden schakelcellen
    - pas als impulsen in grote hersenen zijn verwerkt weet je
    wat je waarneemt > bewustwording
    - beslissen hoe je reageert op prikkel > bewuste beweging
    - nadenken, onthouden en emoties voelen > bewust
  • Kleine hersenen > coördineren bewegingen, zoals iets vastpakken
    - zorgen voor coördinatie van het lichaam
  • Hersenstam > verbinding tussen grote hersenen en ruggenmerg
    - regelt hartslag, ademhaling en lichaamstemperatuur > onbewust
    - regelt ook reflexen in je hoofd en hals, bij. pupilreflex > onbewuste bewegingen


Slide 6 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Wat verandert in je hersenen als je leert?

  • Als je leert > het aantal verbindingen tussen
    zenuwcellen in je hersenen groter


  • Door oefenen worden verbindingen sterker > bijv. spierbewegingen 
    - denk aan leren schrijven en leren fietsen > automatisch omdat je heel veel geoefend hebt
    - verbindingen die je niet gebruikt verdwijnen weer

Slide 7 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Hoe werkt je geheugen?



  • Geheugen > deel van de grote hersenen waarmee je informatie onthoudt
    - twee soorten geheugen > kortetermijngeheugen & langetermijngeheugen
  • Kortetermijngeheugen > informatie kort onthouden
  • Langetermijngeheugen > informatie lang onthouden
    - zenuwcellen worden verbonden tot een patroon > geheugenspoor
    - geheugenspoor versterken door herhalen van informatie > bijv. leren voor toets

Slide 8 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
Welke stoffen beïnvloeden je hersenen?
  • Alcohol
    - Je voelt je vrijer en gemakkelijker
    - Minder controle over bewegingen > slechte coördinatie
    - Geheugen en concentratie worden minder > leerproblemen
  • Drugs (marihuana/wiet)
    - Verminderde concentratie
    - Geheugen wordt slechter
  • Medicijnen (sommige, niet alle medicijnen)
    - Suf gevoel of traag worden > bij dit soort medicijnen geen voertuigen besturen

Slide 9 - Slide

4.4 Zenuwstelsel
  • Wat? Maken 4.4
  • Hoe? Learningportal
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 9 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 10 - Slide