WISK X HOOFDSTUK 5 Meetkunde 2 - Les 5.1 Rekenen met tijd

WISK - X
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NT2Secundair onderwijs

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WISK - X

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1
HOOFDSTUK 5 
Meetkunde 2
LES 5.1
Rekenen met tijd

Slide 2 - Slide

Uitleg tekens in je boek
  • Nieuwe woorden.  
  • Oefening met de klas.
  •  Nazeggen.
  •  Leren. 
  • Invuloefening/trek een lijn
  • Kleuren. 
  • Oefening met een vraag. 
  • Oefening met zoeken. 
  • Oefening waarbij met een liniaal getekend wordt.
  •  Oefening waarbij de rekenmachine gebruikt wordt. 
  • Spel. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Nieuwe woorden
Schrijf de woorden in jouw taal.
tijd/meten/grootheid-grootheden/eenheid-eenheden/meetinstrument

Slide 5 - Open question

Nazeggen
De docent spreekt de nieuwe woorden uit zeg na.

tijd/meten/grootheid-grootheden/eenheid-eenheden/meetinstrument

Slide 6 - Slide

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/meetinstrument

Tijd is ..................................

Slide 7 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid-eenheden/meetinstrument

Een horloge is een ..................................

Slide 8 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid-eenheden/meetinstrument

Een .................................. is wat je kunt meten

Slide 9 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid-eenheden/meetinstrument

Een seconde .............................is iets wat je kunt meten

Slide 10 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid-eenheden/meetinstrument

Een seconde is een .................

Slide 11 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/meetinstrument

Uren en dagen zijn.........................

Slide 12 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/meetinstrument

Om te meten heb je een ................................ nodig

Slide 13 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/meetinstrument

Tijd en lengte zijn beide ..........................

Slide 14 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/meetinstrument

Dagen, minuten en kwartieren zijn eenheden van...................

Slide 15 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/meetinstrument

Een jaar is een ............................

Slide 16 - Open question

Vul in Je mag de woorden vaker dan 1x gebruiken
Kies uit: tijd/meten/grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/tijd/meten/
grootheid/grootheden/eenheid/eenheden/meetinstrument

Met een meetinstrument kun je..........................

Slide 17 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
seconde
sec.

Slide 18 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
minuut
min.
60 sec.

Slide 19 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
kwartier
15 min.

Slide 20 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
uur
60 min.

Slide 21 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
dag
24 uur

Slide 22 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
etmaal
24 uur

Slide 23 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
week
7 dagen

Slide 24 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
weekend
zaterdag &
zondag

Slide 25 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
maand
28/29 februari
30 of 31 dagen

Slide 26 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
kwartaal
3 maanden
13 weken

Slide 27 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
jaar
12 maanden
52 weken

Slide 28 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
jaar
365 dagen of 366 dagen

Slide 29 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
decennium - decennia
10 jaar

Slide 30 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
eeuw
100 jaar

Slide 31 - Open question

Nieuwe woorden. Schrijf de woorden in jouw taal.
    Nederlands
    afkorting
       duur 
     mijn taal
millenium
1000 jaar

Slide 32 - Open question

De docent spreekt de neuwe woorden uit. 
Zeg na.
  • seconde 
  • minuut
  • kwartier
  • uur
  • dag 
  • etmaal
  • week
  • weekend 
  • maand
  • kwartaal
  • jaar
  •  decennium
  • decennia
  • eeuw
  • millenium
  • kwartaal

Slide 33 - Slide

Maak de opdracht op Blz. 153 in je boek. 

Slide 34 - Slide

Nieuwe woorden.
Dit zijn de dagen van de week. Schrijf de woorden in jouw taal.

maandag/dinsdag/woensdag/donderdag/vrijdag/zaterdag/zondag

Slide 35 - Open question

De docent spreekt de neuwe woorden uit. 
Zeg na.
  • maandag 
  • dinsdag
  • woensdag
  • donderdag
  • vrijdag
  • zaterdag
  • zondag

Slide 36 - Slide

Beantwoord de volgende vraag.
Welke dag komt voor woensdag?

Slide 37 - Open question

Beantwoord de volgende vraag.
Welke dag komt twee dagen na zondag?

Slide 38 - Open question

Beantwoord de volgende vraag.
Welke dag komt drie dagen voor dinsdag?

Slide 39 - Open question

Beantwoord de volgende vraag.
Welke dag komt vijf dagen eerder dan de zondag?

Slide 40 - Open question

Beantwoord de volgende vraag.
Welke dag komt drie dagen later dan maandag?

Slide 41 - Open question

Extr

Slide 42 - Slide

Taak Les 2.1 Vlakke figuren
  • Maak de taken van Blz. 47 tot en met blz. 50
  • Doe dit in stilte (stoplicht)

  • Heb je de taken niet af dan is het huiswerk
  • Als je de taken af hebt laat je dit aftekenen/zien.

Slide 43 - Slide

Maak de opdracht op Blz. 153 in je boek. 

Slide 44 - Slide

Uitleg tekens in je boek
  • Nieuwe woorden.  
  • Oefening met de klas.
  •  Nazeggen.
  •  Leren. 
  • Invuloefening/trek een lijn
  • Kleuren. 
  • Oefening met een vraag. 
  • Oefening met zoeken. 
  • Oefening waarbij met een liniaal getekend wordt.
  •  Oefening waarbij de rekenmachine gebruikt wordt. 
  • Spel. 

Slide 45 - Slide